Tall-i-Bakun, naam van een tweetal kleine tells (A
en B), die ca. 2 km ten zuiden van Persepolis in de
Marv Dasht (provincie Fars) in Iran gelegen zijn. In
1923 door E. Herzfeld ondekt en in 1928 door hem
gesondeerd, waren zij in 1932 het voorwerp van een
amerikaanse en in 1956 van een japanse opgraving.
A meet 190 x 130 x 4 m. De architectuur-overblijfselen in A (B is onvolledig ge ubliceerd) zijn te onderscheiden in vier lagen, I (onderste) - IV (jongste), waarvan III het beste bewaard is. Rechthoekige huizen van tuf bevatten resten van geometrische wandschilderingen alsmede voorraadsvaten. Laag IV was sterk beschadigd door Moslim-graven. Belangrijk is vooral het aardewerk van Bakun A. Het is met d.e hand gemaakt van fijne klei en overwegend druk beschilderd in zowel geometrische als naturalistische patronen; van het grote aantal vormen vallen vooral de conische schalen op, die voornamelijk in laag III aangetroffen zijn.
Het aardewerk van Bakun B begint in de (onderste)
laag I met gepolijste, donkerkleurige, zachte scherven.
B II is beschilderd in geometrische patronen en
lijkt stilistisch vooraf te gaan aan A 1, maar er is
geen duidelijke overgang; de absolute datering van
A en B is onduidelijk, en wordt opgehangen aan
stilistische parallellen met andere plaatsen: Bakun
B I is uniek, Bakun B II lijkt op Giyan V B,
Bakun A III lijkt op Susa A en ook Sialk
III4-5, d.w.z. laat-Ubaid/vroeg-Uruk in Mesopotamië,
ca. 3900-3300 vC.
Lit. E. Herzfeld, Steinzeitliche Hügel bei Persepolis (Iranische
Denkmäler IA, Berlin 1932). A. Langsdorff/D. E. McCown, Tall-i-Bakun
A. Season of 1932 (OIP 59, Chicago 1942). D. E. McCown,
he Compararative Stratigraphy of Early Iran (Studies in Ancient
Oriental Civilization 23, Chicago 1942) 23vv. N. Egami/S. Masuda,
The Excavations at Tall-i-Bakun 1956 (Tokyo 1962). R. H. Dyson
jr., Problems in the Relative Chronology of Iran, 6000-2000 BC (in
R. W. Ehrich ed., Chronologies in Old World Archaeology ,Chicago
1965, 215-256).
[van Loon]