Hipponax (Ἱππῶναξ) van Ephese, griekse iambograaf uit de 6e eeuw vC. H. vluchtte ca. 540 vC voor een tiran naar Clazomenae en leefde daar in grote armoede. Als dichter ging hij voort in de door Archilochus ingeslagen richting, maar hij onderscheidde zich van zijn voorganger door bewust gezochte vulgariteit; realistisch beschreef hij zijn eigen berooidheid. Ook parodiëerde hij de epische poëzie. Zijn grootste bekendheid verkreeg hij door zijn felle aanvallen op de beeldhouwer Bupalus; deze zou hij door zijn spot tot zelfmoord gedreven hebben. Deze legende kan gevormd zijn naar analogie van de vete tussen Archilochus en Lycambes.
Het taalgebruik van H. is opzettelijk alledaags; hij gebruikt ook lydische en phrygische woorden uit de omgangstaal. Het passende metrum voor zijn spotgedichten vond hij in de choliambe.
Aristophanes blijkt H. te kennen; door
Callimachus
werd hij ondanks zijn grofheid bewonderd,
Herondas volgde hem na.
Van zijn werk zijn slechts
korte fragmenten bewaard (173 nummers bij Masson,
waarvan ruim 40 bestaande uit een of twee
woorden).
Lit. Uitgaven der fragmenten: E. Diehl/R. Beutier, Anthologia
lyrica graeca 33 (Leipzig 1952) 80-118. W. de Sousa Medeiros,
Hipónax de Éfeso 1. Fragmentos dos Iambos (Coimbra
1961). O. Masson, Les fragments du poète H. (Paris 1962).
E. Degani, Hipponactis Testimonia et fragmenta
(Leipzig 1983). Met engelse vertaling: A. D. Knox, The Greek Choliambic
Poets (Loeb Class. Libr., London 1929, ²1946) 14-65. - G.
Gerhard (PRE 8, 1890-1907). GGL 1, 1, 399-402. - W. de
Sousa Medeiros, Hipponactea (Coimbra 1969). [Schreiner]