Iambografen (ἰαμβογράφοι). Het griekse woord ἴαμβος (latijn iambus) kon ook gebruikt worden ter aanduiding van een in iambische - soms ook trocheïsche - versmaat geschreven gedicht met een spottend, satirisch of althans realistisch karakter; de griekse beoefenaars van dit genre worden gewoonlijk i. genoemd.
In de griekse literatuur werd de ἴαμβος geïntroduceerd door Archilochus (7e eeuw vC); zijn voorbeeld werd in de 6eeeuw gevolgd door Semonides, Solon, Anacreon en Hipponax: laatstgenoemde was de eerste die voor zijn spotdichten ook de choliambe of hinkiambe gebruikte. In de hellenistische tijd beleefde het genre een nieuwe bloei: Alcaeus van Messene, Callimachus van Cyrene, Cercidas van Megalopolis, Phoenix van Colophon, Herondas.
Bij de Romeinen werden de griekse i. nagevolgd
door Furius Bibaculus,
Licinius Calvus en
Catullus.
Lucilius
liet zich in zijn iambische satiren,
Horatius in zijn
epoden door Archilochus inspireren.
Lit. G. Gerhard (PRE 9, 651-680). [Nuchelmans]