Semonides (Σημωνίδης) van Amorgus, griekse iambograaf, die waarschijnlijk leefde in de tweede helft van de 7e eeuw vC; hij wordt vaak verward met Simonides. S. werd geboren op Samos; hij kwam als leider van een samische kolonie naar Amorgus. Over zijn leven is verder niets bekend.
Van zijn poëzie is weinig bewaard: Diehl geeft 29 fragmenten, met in totaal 193 versregels. Verreweg het langste fragment (118 regels) is de 'vrouweniambus' (fr. 7 D), een satirisch gedicht waarin tien typen van vrouwen beschreven worden, die op twee na ontstaan zouden zijn uit dieren. De strekking, voor zover serieus bedoeld, is misogyn: slechts één type (ontstaan uit de bij) wordt positief beoordeeld. Fr. 1 D is een melancholieke bespiegeling over de wisselvalligheid van het menselijk bestaan en de bedrieglijkheid van de hoop. Soortgelijke gedachten bevat het elegische gedicht fr. 29 D. Geconcludeerd wordt dat de mens dient te genieten van het goede dat het leven hier en nu biedt, zonder hoge verwachtingen of aspiraties. De Alexandrijnen namen S. met Archilochus en Hipponax op in de canon der iambografen.
Lit. Uitgaven der fragmenten: E. Diehl/R. Beutler, Anthologia
lyrica graeca 33 (Leipzig 1952) 49-63. M. West, Iambi et
elegi graeci 2 (Oxford 1972) 96-112. Met duitse vertaling: Br.
Snell/Z. Franyó, Frühgriechische Lyriker 2 (Berlin 1972) 7089.
Met engelse vertaling: J. M. Edmonds, Greek Elegy and
Iambus 2 (London 1931) 210-237. H. Lloyd-Jones, Females of
the Species, S. on Women (London 1975). Met spaanse vertaling:
F. R. Adrados, Liricos griegos, elegiacos y yambógrafos
arcaicos 1 (Barcelona 1956) 152-165. - J. Geffcken
(PRE 3A, 184-186). - W. Verdenius, S. über die Frauen
(Mnemosyne 21, 1968, 132-158; 22, 1969, 299-301; 30, 1977,
1. 12).
[Schreiner]