Theophilus

Theophilus (Θεόπηιλος), naam van twee oudchristelïke griekse auteurs.

(1) Theophilus, bisschop van Alexandrië van 385-412. Hij is de geschiedenis in gegaan als een strijdbare figuur met weinig scrupule es. Vanuit zijn belangrijke bisschopszetel mengde hij zich herhaaldelijk in dogmatische en kerkpolitieke kwesties. Met name is hij bekend geworden door zijn verbitterde, zeer onverkwikkelijke strijd tegen Johannes Chrysostomus.

In de tegen het einde van de 4e eeuw hevig oplaaiende twisten rondom de leerstellingen van Origenes mengde T. zich actief, maar allerminst consequent: na aanvankelijk een bewonderaar van Origenes te zijn geweest, bestreed hij hem fel sedert 399. Verder heeft T. zich zeer beijverd om het heidendom in Egypte de genadeslag toe te brengen. Het meest saillante gebeuren vond plaats in 391, toen met instemming van keizer Theodosius pagane heiligdommen te Alexandrië (Serapeum, Mithraeum en Dionysustempel) met de grond gelijk gemaakt werden. Van zijn vrij talrijke geschriften is weinig bewaard gebleven. Enkele van zijn brieven zijn door Hieronymus vertaald en in diens correspondentie opgenomen (de nrs. 87, 92, 96, 98 en 100). Er is ook een brokstuk bewaard van een door T. vervaardigde paastabel over de jaren 380 tot 479, die ca. 388 aan keizer Theodosius werd aangeboden. Verder beschikken we nog over enkele homilieën (ten dele fragmentarisch) en exegetische fragmenten. Onzeker is of het zogenaamde Vizioen van T. (over de vlucht van de heilige familie naar Egypte) van zijn hand is.


Lit. Uitgaven: MPG 65, 29-68, 401-404. H. de Vis, Homélies de la Vaticane 2 (Kopenhagen 1929; met franse vertaling 124-157. A. Mingana, Vision of T. or the Book on the Flight of the Holy Family into Egypt (BJRL 13, 1929, 383-474; met engelse vertaling). H. Fleisch, Une homélie de Théophile d'Alexandrie en l'honneur de S. Pierre et de S. Paul. Texte arabe publié pour la première fois et traduit (Revue de l'Orient Chrétien 10, 1936, 371-419). - M. Richard (DTC 15, 523-530). Bardenhewer 3, 115-117. Quasten 3, 100-106. - G. Lazzati, Teofilo d'Alessandria (Milaan 1935). M. Richard, Les fragments exégétiques de Théophile d'Alexandrie et de Théophile d'Antioche (RB 47, 1938, 387-397). Id., Les écrits de Théophile d'Alexandrie (Muséon 52, 1939, 33-50). A. Favale, Teofilo d'Alessandria (Turijn 1958).


(2) Theophilus, bisschop van Antiochië (2e eeuw). Geboren niet ver van de Euphraat, uit heidense ouders, ontving hij een voortreffelijke opvoeding. Eerst op volwassen leeftijd bekeerde hij zich, na rijpe reflectie, tot het christendom. Zoals we via Eusebius en Hieronymus weten, heeft T. verschillende werken geschreven, die op één na verloren gegaan zijn (Tegen de ketterij van Hermogenes, Tegen Marcion, Evangeliecommentaren, Commentaar op de Spreuken van Salomon; zelf spreekt hij over zijn Historiae, een wereldgeschiedenis).

Bewaard gebleven is slechts een apologie, 3 boeken Ad Autolycum, geschreven niet lang na 180. T. heeft zijn werk opgedragen aan een heidense vriend, tegenover wie hij het christendom verdedigt. Het eerste boek bevat een verhandeling over het wezen van God, die men slechts met de ogen van de geest kan aanschouwen, en over de ongerijmdheid van de afgodendienst. In het tweede boek worden de leringen van de profeten (en de Sibylle) geplaatst tegenover de heidense godsdienst en de opvattingen van de mythologie, zoals deze door de poëten tot uitdrukking gebracht zijn. In het derde boek verdedigt T. de opvatting dat het christendom het heidendom in moreel opzicht overtreft en weerlegt hij de gangbare verwijten die tegen het christendom ingebracht werden. Hij wijst op de anciënniteit van de christelijke godsdienst, die via het jodendom in de oosterse wereld wortelt. T., een van de eersten die een uitgebreid gebruik maakt van het NT als een van godswege geïnspireerd geschrift, schrijft een goede, elegante stijl met tal van metaforen.


Lit. Uitgaven: MPG 6, 1023-1168. J.C.Th. Otto, Corpus 10 apologetarum christianorum saeculi secundi 8 (Jena 1861 = Wiesbaden 1969). Met italiaanse vertaling: S.Frasca, S. Giustino Martire, Apologia. S. Teofilo Anticheno, Gli tre libri ad Autolico (Turijn 1938). Franse vertaling: G. Bardy/J. Sender, Théophile d'Antioche, Trois livres à Autolycus (SC 20, Paris 1948). - G. Bardy (DTC 15, 1, 530-536). Bardenhewer 1, 302-315. Quasten 1, 236-242. - A. Puech, Les apologistes grecs du 2e siècle de notre ère (Paris 1912) 207-227. F. Loofs, T. von Antiochien Adversus Marcionem und die anderen theologischen Quellen bei Irenaeus (TU 46,2,Leipzig 1930) 10-100 397-431. E. Rapisarda, Teofilo di Antiochia (Turijn 1937). R.M. Grant, T. of Antioch to Autolycus (HThR 40, 194, 227-256). M. Marcovich, T. of Antioch. Fifty-five emendations (Illinois Classical Studies, Urbana 4, 1979, 76-93. [Bartelink]


Lijst van Namen