Theopompus (Θεόπομπος) van Chius, griekse geschiedschrijver (ca. 378 - ca. 300 vC). T. moest op jeugdige leeftijd zijn vaderland verlaten, daar zijn vader verbannen werd op beschuldiging van laconisme. Op grond van gelijkenissen met het werk van Isocrates ontstond de hypothese dat hij in Athene diens school zou hebben bezocht. Hij was eerst actief als redenaar, reisde door Griekenland, verbleef geruime tijd aan het hof van Philippus II van Macedonië en kwam in Egypte in contact met Ptolemaeus I.
Van het werk van T. zijn slechts fragmenten bewaard gebleven. Naast redevoeringen heeft hij ook politieke brieven geschreven, waarvan één was gericht tot Alexander de Grote, die het hem mogelijk had gemaakt naar Chius terug te keren. Zijn historiografisch oeuvre omvatte een samenvatting van Herodotus (Ἐπιτομή, twee boeken), Hellenica (Ἑλληνικαὶ Ἱστορίαι, twaalf boeken, waarin de geschiedenis van Griekenland van 411 - eindpunt van Thucydides' Geschiedenis van de peloponnesische oorlog - tot 394 vC (slag bij Cnidus) wordt beschreven, en zijn grootste werk Philippica (Φιλιππικαὶ Ἱστορίαι, 58 boeken) over de geschiedenis van het oostelijk Middellandse-Zeegebied van ca. 360 tot ca. 336 (dood van Philippus II).
De keuze van Philippus als centrale figuur moet niet
worden geïnterpreteerd als een politieke stellingname,
maar veeleer als een middel om enige orde te
brengen in de chaotische geschiedenis van de behandelde
periode, waarin de politiek van de rivaliserende
griekse staatjes vervlochten werd met de gebeurtenissen
in Perzië en Macedonië. Blijkens de fragmenten
moet het werk talrijke uitweidingen hebben
bevat. Zo kwam in boek 10 een excursus voor over
de 5e-eeuwse atheense demagogen; daarnaast zijn
er geografische uiteenzettingen, psychologische analyses,
verhalen over het privéleven van Philippus II
en zijn omgeving, redevoeringen, anecdoten. Dit
bonte geheel werd weergegeven in een overdadige
stijl, die de persoonlijke opvattingen van T. (bv.
zijn anti-democratische gezindheid) en zijn moraliserende
uitspraken fel in de verf zette. Naar het getuigenis
van Dionysius van Halicarnassus had T. zich
vele inspanningen en uitgaven getroost om zijn materiaal
te verzamelen. Hij was ooggetuige van vele
feiten die hij weergeeft en had door zijn omgang
met leidende figuren toegang tot eersterangsbronnen.
Lit. Fragmenten in F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker
2B (Berlin 1929 = Leiden 1962) nr. 115. - R. Laqueur (PRE
SA, 2176-2223) - K. von Fritz, The Historian T. His political conviction
and his conception of historiography (American Historical
Review 46, 1941, 765-787). W.R. Connor, T. and Fifth-Century
Athens (Washington 1968). L. A. Bruce, T. and Classical Greek Historiography
(History and Theory 9, 1970, 86-109). G. Bonamente,
La storiografia di Teopompo tra classicità ed ellenismo (Annali dell'
Istituto italiano per gli studi storici 4, 1973-1975, 1-86). K. Reed,
Theopompos of Chios. History and Oratory in the Fourth Century
(Diss. University of California, Berkeley 1976). [Verdin]