Sanballat (akkadisch sin-uballit: 'Sin geeft leven'), naam van drie perzische stadhouders van Samaria.
(1) Sanballat I (midden 5e eeuw vC) wordt in de gedenkschriften van Nehemia een Choroniet genoemd naar een niet meer te localiseren plaats van herkomst (2,10). Door de papyri van Elephantine werd bekend dat hij stadhouder van Samaria is geweest. Voor Nehemia was hij de tegenstander die trachtte de herbouw van de muren van Jeruzalem te verhinderen. S. en zijn kring vreesden dat hun stad door Jeruzalem zou worden overvleugeld. De in hevigheid toenemende tegenwerking is beschreven in Neh (2,19-20; 4,1-23 en 6,1-19). Het begon met ontmoedigende spot, het ging voort met verdachtmakingen bij de perzische overheid en liep uit op regelrechte bedreiging met een aanslag op Nehemia's leven.
De zoon van S. heette Delaja, een naam waaruit
men kan afleiden dat er geen godsdienstig meningsverschil
tussen Jeruzalem en Samaria in het geding
is geweest. Een dochter van S. was gehuwd met een
kleinzoon van de hogepriester Eljasjib (Neh 13, 28).
Lit. H. H. Rowley, S. and the Samaritan Temple (in: Men of
God, London 1963, 246-276).
(2) Sanballat II is bekend geworden door een
ten noorden van Jericho gevonden papyrus en kleizegel.
De teksten zijn afkomstig van de oudste zoon
van S. en moeten gedateerd worden in de jaren 375-335.
Lit. F. M. Cross, The Discovery of the Samaria Papyri (BA
26, 1963, 110-121).
(3) Sanballat III wordt door Flavius Josephus (Ant. 11,7-8)
vermeld als satraap over Samaria, aangesteld door
Darius III. Omdat de hogepriester met de dochter
van deze S. gehuwd was, stelden de oudsten van
Jeruzalem hem voor de keus van zijn vrouw te
scheiden of weg te blijven van het altaar. Daarop
zou S. van Alexander de Grote toestemming hebben
gekregen een tempel te bouwen op de Gerizzim,
waar zijn schoonzoon, door Josephus Manasse genoemd,
als hogepriester kon blijven functioneren.
Lit. H. G. Kippenberg, Garizim und Synagoge (Berlin/New
York 1971) 48-59.
[Beek]