Apion (Ἀπίων), alexandrijns grammaticus en geleerde uit de 1e eeuw nC, leerling en aangenomen zoon van Didymus, opvolger van Theon als hoofd der alexandrijnse filologenschool. Hij maakte veel reizen, waarop hij grote bijval oogstte met zijn merkwaardige voordrachten over Homerus. In 39/40 nC trad A. op als leider van het gezantschap dat de anti-joodse partij in Alexandrië naar Rome zond om zich over het gedrag der joden te beklagen; aan het hoofd van de joodse delegatie stond Philo van Alexandrië, wiens verslag van de mislukte reis gedeeltelijk bewaard is gebleven. Het geschrift Περὶ τῆς τῶνἸουδαιῶν ἀρχαιότητος (De ouderdom van het joodse volk), waarin Flavius Josephus twee generaties later het jodendom verdedigt tegen de voorstellingen die het antisemitisme van de 1e eeuw nC van zijn volk maakte, kreeg in later tijd de titel Κατὰ Ἀπίωνος (Tegen A.), hoewel het slechts ten dele tegen A. is gericht.
Van zijn talrijke werken, waarvan echter slechts schaarse fragmenten bewaard zijn gebleven, waren het belangrijkst:
1. Αἰγυπτιακά in 5 boeken, een compilatiewerk over de geschiedenis van Egypte vol wonderlijke verhalen (o.a. Androclus en de leeuw: Aulus Gellius, Noctes Atticae 5,14).
2. Ὁμηρικαὶ γλῶσσαι (Homerische glossen), benut
door o.a. Apollonius Sophista voor diens Homeruslexicon.
Lit. Uitgave der fragmenten: F. Jacoby, Die Fragmente der
griechischen Historiker III C, 1 (Leiden 1958) nr. 616. - L.
Cohn (PRE 1, 2803-2806). - H. Schenk, Die Quellen des
Homer-Lexikons des Apollonios Sophistes (Diss. Hamburg
1961). - Flavius Josephus' verweerschrift tegen Apion: B.
Niese, Flavius Iosephus, Opera 5 (Berlin 1889), met engelse
vertaling: H. St. J. Thackeray, Josephus 1³ (Loeb Class. Libr.,
London 1956), met franse vertaling: Th. Reinach/L. Blum,
Josèphe. Contre Apion (Paris 1930); nederlandse vertaling:
W. A. Terwogt, Al de werken van Fl. Josephus (Dordrecht
1873) 735-767.
[Beek/Nuchelmans]