Philo

Philo (Φίλων), griekse eigennaam. Vermelding verdienen:

(1) Philo van Eleusis, beroemde attische architect uit de tweede helft van de 4e eeuw vC. P. ontwierp onder meer het tussen 346 en 330 vC gebouwde arsenaal (σκευοθήκη) in de Piraeus en voegde een voorhal van 55 x 12 m toe aan het telesterium van Eleusis. Van het eerstgenoemde bouwwerk, dat 123 x 17 m mat en in 86 vC door Sulla verwoest werd, bezitten we een gedetailleerde beschrijving in een ter plaatse gevonden inscriptie (IG 296 no. 1668) en zijn enkele zuilen teruggevonden; van het tweede, dat nooit geheel voltooid werd, zijn bij de opgravingen belangrijke resten aan het licht gekomen (zie ook IG 2² no. 1666).


Lit. E. Fabricius (PRE 20, 56-60). - V. Marstrand, Arsenalet i Piräus og oldtidens byggeregler (Kopenhagen 1922). F. Noack, Eleusis. Die baugeschichtliche Entwicklung des Heiligtums (Berlin/Leipzig 1927). E. Lorenzen, The Arsenal at Piraeus (Kopenhagen 1964).


(2) Philo van Byzantium, griekse werktuigbouwkundige uit de 3e of 2e eeuw vC, leerling (?) van Ctesibius van Alexandrië. P. schreef een groot werk over mechanica, Μηχανικὴ σύνταξις, in negen boeken. Van het griekse origineel bezitten we boek 4 (over de bouw van geschut) geheel, de boeken 7 en 8 (over de verdediging en de belegering van steden) in fragmenten; boek 5 (over luchtdrukapparaten) is bewaard gebleven in een arabische en een uit het arabisch gemaakte latijnse vertaling.


Lit. Uitgaven: R. Schoene, P.nis mechanicae syntaxis libri quartus et quintus (Berlin 1893). Arabisch met franse vertaling: Carra de Vaux, Philon de Byzance, Le livre des appareils pneumatiques et des machines hydrauliques édité d'après les versions arabes (Paris 1903). Grieks met duitse vertaling: H. Diels/E. Schramm, Philons Belopoiika (Abhandlungen der preussischen Akad. Wiss. 1918, Philosophisch-historische Klasse 16, Berlin 1919). Id., Exzerpten aus Philons Mechanik B. VII und VIII (vulgo fünftes Buch) (ib. 1919, 12, Berlin 1920).


(3) Philo van Larissa (ca. 158 - ca. 85 vC), griekse wijsgeer van de Midden-Academie, leerling van Clitomachus en diens opvolger als scholarch vanaf ca. 110 vC. Bij het uitbreken van de mithridatische oorlog (88 vC) vluchtte P. naar Rome, waar hij groot aanzien genoot en veel leerlingen kreeg, o.a. de jonge Cicero, die hem zeer hoog achtte. Op latere leeftijd kritiseerde P. de scepticistische opvattingen van Carneades en effende de weg voor een gematigd dogmatisme in de academie. De juiste strekking van zijn ideeën is echter moeilijk te bepalen. Hij erkende enerzijds dat bepaalde waarheden een onmiddellijke, tastbare overtuigingskracht bezitten, zodat de daarop gevestigde mening als objectieve kennis kan worden aangemerkt; anderzijds wees hij de stoïsche 'cataleptische voorstelling' (stoa) als waarheidscriterium uitdrukkelijk af. Hij kwam ook in conflict met zijn leerling en opvolger Antiochus van Ascalon, wiens verzet tegen het scepticisme tot een vergaand eclecticisme leidde, waarin de meningsverschillen tussen academie, peripatos en stoa tot bijkomstigheden gereduceerd werden.


Lit. Uitgave; B. Wiëniewski, Philon von Larissa. Testimonia und Kommentar (Lódz 1982). K. von Fritz (PRE 19, 2535-2544).


(4) Herennius Philo van Byblus, griekse grammaticus en geschiedschrijver (ca. 60 - ca. 140), van wiens talrijke werken slechts fragmenten bewaard zijn gebleven. Behalve onder meer een uitvoerige cultuurgeschiedenis in 30 boeken (Περὶ πόλεων καὶ οὓς ἑκάστη αὐτῶν ἐνδόξους ἤνεγκεν, Steden en beroemdheden die elk van hen heeft voortgebracht) en een synoniemenlexicon schreef P. een Geschiedenis van Phenicië (Φοινικικά). Uit het eerste van de negen boeken die dit werk telde citeert Eusebius van Caesarea in zijn Εὐαγγελικὴ προπαρασκευή een aantal passages. Daaruit blijkt dat P. in dit boek de theogonie en de oorsprong van de menselijke beschaving behandelde in de trant van Euhemerus.

Zijn inlichtingen over de phenicische en egyptische godsdienst beweert hij vertaald te hebben uit een boek van de Pheniciër Sanchuniathon, die vóór de trojaanse oorlog geleefd zou hebben. Lange tijd heeft men dit voor een verzinsel van P. gehouden om zijn verhalen gezag te verlenen. Teksten uit 1400-1200 die door de opgravingen in Ras Sjamra (Ugarit) sinds 1928 aan het licht zijn gekomen, bleken echter zoveel frappante overeenkomsten met de gegevens van P. te vertonen dat het oordeel over diens betrouwbaarheid thans positiever luidt.


Lit. Fragmenten in F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker 3C 2 (Leiden 1958 = 1969) no. 790. Met duitse vertaling en commentaar: C. Clemen, Die phönikische Religion nach P. von Byblos (Mitteilungen der Vorderasiatischen-Aegyptischen Geseilschaft 42, 3, Leipzig 1939). O. Eissfeldt, Ras Schamra und Sanchunjaton (Halle 1939). Id., Art und Aufbau der phönikischen Geschichte des P. vom Byblos (Syria 33, 1956, 88-98). A.I. Baumgarten, The Phoenician History of P. of Byblos. A commentary (Leiden 1981). [Nuchelmans]


(5) Philo van Alexandrië of Philo Iudaeus, joodse filosoof en theoloog (ca. 25/20 vC - ca. 45/50 te Alexandrië). Hij stamde waarschijnlijk uit een van Palestina naar Egypte verhuisde priesterfamilie en genoot zowel een griekse als een joodse opvoeding; zijn kennis van het hebreeuws bleef echter zeer beperkt. De berichten over Philo's leven zijn schaars. Hij stond in betrekking met Herodes Agrippa. In 39-40 stond hij aan het hoofd van een naar Rome gezonden joodse delegatie, die moest verzoeken om vrijstelling van de verplichting de keizer te vereren en om handhaving van de joodse privileges (beschreven in zijn werk Legatio ad Gaium).

(I) Leer. P., die leefde te Alexandrië, waar de gedachtenwisseling tussen jodendom en hellenisme reeds eerder op gang gekomen was, zag het als zijn taak aan te tonen dat er een fundamentele overeenkomst bestond tussen de griekse filosofie en de wet van Mozes, die voor hem als de vader van de filosofie gold. Hij zocht naar de harmonie tussen rede en openbaring. De geopenbaarde leer was voor hem tegelijkertijd de hoogste wijsbegeerte. Ondanks zijn streven naar een synthese is hij echter niet tot een gesloten systeem gekomen.

P. is een belangrijke getuige van het diaspora-jodendom, op een kruispunt van de godsdienstgeschiedenis. Zijn waarschijnlijk aan de stoici ontleende allegorische uitleg van het OT, vóór hem reeds door Aristobulus en in de brief van Aristeas toegepast, bood hem de mogelijkheid naar een synthese van hellenistische en typisch-joodse elementen te streven. Men neemt veelal aan (o.a. Wolfson) dat het laatste element bij P. overheerst, al blijkt hij weinig contact met de specifiek rabbijnse traditie gehad te hebben. Hij maakt onderscheid tussen geest en letter van de Schrift, tussen de diepe en de uiterlijke zin, maar houdt ondanks zijn allegorische exegese vast aan de historiciteit van de verhalen en aan de letterlijke zin van de rituele voorschriften. Volgens P. mag men de anthropomorfe uitdrukkingen die de Bijbel met betrekking tot God gebruikt niet letterlijk opvatten en evenmin de categorieën van het menselijk denken op God toepassen. Hij verklaart o.a. allegorisch de vier stromen van het paradijs als de vier hoofddeugden en Israei in Egypte ziet hij als de geest in de boeien van de materie.

God heeft volgens P. de wereld niet onmiddellijk geschapen maar door middel van de Logos, die hij soms beschrijft als een oerbeeld in Gods gedachten, soms als een persoonlijk wezen, bemiddelaar tussen God en wereld. Het hoogste geluk bestaat volgens P. in de kennis en aanschouwing van God, in de mystieke extase, waartoe men slechts kan komen door onderdrukking van de zinnelijkheid.

(II) Werken. P., die in het grieks schreef, is een goed stilist met een rijk vocabularium en een voortreffelijke kennis van de retorische hulpmiddelen. Zijn taal is dikwijls beeldend. Het grootste gedeelte van zijn omvangrijke oeuvre is bewaard gebleven; het omvat:

1. Verklaringen van de Pentateuch en allegorische commentaren, o.a. Περὶ τὴς κατὰ Μωϋσέα κοσμοποιίας (De opificio), Περὶ τῶν δέκα λογίων ἃ κεφάλαια νόμων εἰσίν (De decalogo), Νόμων ἱερῶν ἀλληγορίαι (Legum allegoriae; een grote allegorische commentaar op Gn, die gedeeltelijk bewaard is, meest in geschriften met afzonderlijke titels).

2. Historische en apologetische geschriften, o.a. Εἰς Φλάκκον (In Flaccum), Πρεσβεία πρὸς Γάιον (Legatio ad Gaium), Περὶ βίου θεωρητικοῦ (De vita contemplativa), Ὑποθετικά, waarvan het eerste boek waarschijnlijk getiteld was Περὶ Ἰουδαίων of Ἀπολογία ὑπὲρ Ἰουδαίων (Hypothetica; Apologia pro Iudaeis), Περὶ βίου Μωϋσέως (De Vita Moysis; hierin wordt een ideaalbeeld van de wijze geschilderd).

3. Filosofische tractaten (waarschijnlijk jeugdwerken), o.a. Περὶ ἀφθαρσίας κόσμου (De aeternitate mundi), Περὶ τοῦ πάντα σπουδαῖον εἶναι ἐλεύθερον (Quod omnis probus liber sit), Περὶ προνοίας (De providentia), Ἀλέξανδρος ἢ περὶ τοῦ λόγον ἔχειντὰ ἄλογα ζῷα (Alexander).

(III) Invloed. Terwijl P. op het latere jodendom nauwelijks invloed gehad heeft, is deze, vooral door de allegorische bijbelverklaring, op de christelijke theologie groot geweest. Directe invloed op het NT (Paulus, Jo en Hb) is minder waarschijnlijk ondanks zekere overeenkomsten. Vooral de alexandrijnse school (Clemens van Alexandrië en Origenes), naderhand ook de cappadocische kerkvaders (in het bijzonder Gregorius van Nyssa) hebben zijn invloed ondergaan. In het Westen liet o.a. Ambrosius zich door hem inspireren. Veel invloed is ook indirect geweest. Bij de christenen vindt men onder meer Philo's gedachten over de goddelijke duisternis terug en over de ziel die vereniging zoekt met God.


Lit. Systematische bibliografie tot 1937: H, L. Goodhart/E. R. Goodenough, A General Bibliography of P. (in: E. R. Goodenough, The Politics of P. Judaeus, New Haven 1938 = 1967, 125-321). Kritische bespreking van recente literatuur tot 1962: L. Feidman, Studies in Judaica. Scholarship om P. and Josephus, 1937-1962 (New York 1962).

Uitgaven: L. Colm/P. Wendland/S. Reiter, P.nis Alexandrini Opera 1-6 (Berlin 1896-1915, ²1962; indices door H. Leisegang, ib. 1926-1930; editio minor 1-6, ib. 1896-1915). Duitse vertaling: L. Cohn/I. Heinemann/M. Adler/W. Theiler, P. von Alexandria, Die Werke 1-7 (Breslau/Berlin 1909-1964 = Berlïn 1962-1964). Met engelse vertaling: F. H. Colson/G. H. Whitaker/J. W. Earp/R. Marcus, P. 1-10, Suppl. 1-2 (Loeb Class. Libr., London 1929-1962). Met franse vertaling: I. Arnaldez/J. Pouilloux/C. Mondésert, Les oeuvres de P.n d'Alexandrie (Paris 1962vv; deze uitgave in 35 delen is bijna compleet). Met engelse vertaling en commentaar: E. M. Smallwood, P.nis Alexandrini Legatio ad Gaium (Leiden 1961). H. Leisegang (PRE 20, 1-50). G. Bardy (DTC 12, 1439-1456). Studies: E. Bréhier, Les idées philosophiques et religieuses de P.n d'Alexandrie (Paris 1908, ³1950). H. Windisch, Die Frömmigkeit P.s und ihre Bedeutung für das Christentum (Leipzig 1909). I. Heinemann, P.ns griechische und jüdische Bildung (Breslau 1932 = Hildesheim 1962). W. Völker, Fortschritt und Vollendung bei P. von Alexandrien (Leipzig 1938). E. R. Goodenough, Au Introduction to P. Judaeus (New Haven 1940, Oxford 1962). H. A. Wolfson, P. Foundations of Religious Philosophy in Judaism, Christianism and Islam 1-2 (Cambridge Mass. 1947). J. Daniélou, P.n d'Alexandrie (Paris 1958). F.-N. Klein, Die Lichtterminologie bei P.n vom Alexandrien und in den hermetischen Schriften (Leiden 1962). P.n d'Alexandrie (Colloques nationaux du Centre National de Recherche Scientifique, Lyon 11-15 septembre 1966, Paris 1967). K Otte, Das Sprachverständnis bei P.n vom Alexandrien (Beiträge zur Geschichte der biblischen Exegese 7, Tübingen 1967). R. Williamson, P. and the Epistle to the Hebrews (Arbeiten zur Literatur und Geschichte des hellenistischen Judentums 4, Leipzig 1970). S. Sandmel, Philo's Place in Judaism. A study of the conception of Abraham in Jewish literature (New York 1971). [Bartelink]


Lijst van Namen