Piraeus (Πειραιεύς), havenstad van Athene,
gelegen op een in zee uitstekende landtong, die wordt
beheerst door de heuvels Acte (58 m) en Munichia
(87 m). Zijn betekenis als haven
heeft P. te danken aan drie natuurlijke bassins: in
het oosten Munichia (thans Tourkolimano) en Zea
(thans Pachalimni), in het westen de beter beschutte
Cantharus, die in de oudheid hoofdzakelijk als
handelshaven dienst deed.
Ofschoon de Pisistratiden reeds de betekenis van P. als haven zouden hebben ingezien, werd de plaats eerst door Themistocles in 493/492 ommuurd; ongeveer hetzelfde verloop had de ringmuur die door Conon na 394 vC gebouwd werd ter vervanging van de in 404 geslechte. Tussen 461 en 445 werd P. door twee lange muren met Athene verbonden. In 86 vC werden stad en havens bij de verovering door Sulla grondig verwoest. Omstreeks het midden van de 5e eeuw vC werd P. volgens het schaakbordpatroon aangelegd door Hippodamus, naar wie de markt Hippodamea heette.
Het verloop van enkele straten en de vermoedelijke
plaats van de agora zijn bekend, doch het feit
dat het antieke P. onder de moderne dichtbebouwde
stad ligt belemmert het onderzoek. Ook een aantal
ter plaatse gevonden grensstenen kan ons geen duidelijk
beeld van het stadsplan geven. Overgeleverd
is een totaal aantal van 372 boothuizen (νεώσοικοι),
waarvan er enige archeologisch onderzocht zijn. Het
arsenaal (σκευοθήκη) van
Philo van Eleusis is
in een ter plaatse gevonden inscriptie (IG 22, 1668)
uitvoerig beschreven, maar er zijn slechts enkele
zuilen van teruggevonden. Voorts hebben in de
omgeving van de Cantharus stoa's en magazijnen gestaan.
Heiligdommen van Zeus en Athene, van
Aphrodite Euploia, van Artemis en Asclepius zijn
uit de literatuur bekend of door archeologisch
onderzoek ontdekt. Van twee theaters, een in Zea
en een in Munichia, zijn resten aangetroffen. In
1959 kwam onder een straat een aantal bronzen
beelden te voorschijn, o.a. een kouros
(kore) uit
de 6e eeuw vC, een meer dan levensgrote (2,35 m)
Athene uit de 4e eeuw vC en een kleine Artemis.
Lit. Th. Lenschau (PRE 19, 71-100). I. Baldassarre/L. Vlad Borrelli (EAA 6, 180-189). Kirsten/Kraiker 155-161. - W. Judeich, Topographie von Athena (München 1931). C. T. Panagos, Le Pirée, Étude économique et historique depuis les temps les plus anciens jusqu'à la fin de l'empire romain, avec une étude topographique (Paris 1968). M. Paraskevaidis, Ein wiederentdeckter Kunstraub der Antike? Piräusfunde 1959 (Lebendiges Altertum 17, Berlin 1966). N. Papachatzis, Pausaniou Hellados Periegesis I. Attika (Athene 1974) 98-131. [J. A. de Waele]