Danaë (Δανάη), legendarische dochter van koning
Acrisius van Argos
en Eurydice. D. werd door haar
vader opgesloten uit vrees voor een orakel dat
voorspelde dat D. een zoon zou baren die zijn
grootvader zou doden. Zeus
bezocht haar in haar kerker
in de gestalte van een regen van goud. Toen zij haar
zoon Perseus gebaard had, sloot Acrisius haar
met Perseus in een kist en wierp hen in zee. Door
toedoen van Zeus landde de kist op het eiland
Seriphus, waar Dictys, de broer van koning Polydectes,
haar opnam. Toen Perseus, volwassen geworden, op
avontuur ging, liet hij zijn moeder bij de gebroeders
achter. Bij zijn terugkeer vond hij D. en Dictys als
smekelingen bij een altaar. Met behulp van de pas
verworven Gorgo-kop wist Perseus Polydectes, die
zijn moeder belaagde, te doen verstenen. Dictys werd
vorst van Seriphus, D. en Perseus keerden naar
Argos terug.
Volgens de italische versie (Vergilius, Aeneïs 7, 371v, 409-412) van het verhaal kwam de kist in Latium aan land, waar D. met Pilumnus huwde en de stad Ardea stichtte.
Zowel D. en de gouden regen als D. met Perseus in de kist waren in de oudheid geliefde motieven voor de schilderkunst (o.a. op een hyciria in het Museum of Fine Arts in Boston, op een attische kylix in het museum van Ferrara, op wandschilderingen in Pompeji). D. en de gouden regen zijn ook dikwijls uitgebeeld door schilders van de Renaissance, o.a. door Titiaan. Tn de middeleeuwse poëzie komt dit motief ook voor om de omkoopbaarheid van hoge geestelijken aan de kaak te stellen, o.a. bij Philippe de Grève.
Lit. Pindarus, Pythia 12. Simonides, fragm. 13 (Diehl).
J. Escher (PRE 4, 2084-2086). G. Cressedi (EAA 3, 1v).
[Suys-Reitsma]