Giganten

Giganten (Γίγαντες, letterlijk 'Reuzen'), in de griekse mythologie monsterlijke wezens, gesproten uit Gaia, de Aarde, toen het bloed van Uranus na diens verminking op de grond drupte. De G. hielden het midden tussen onsterfelijken en stervelingen: sommige, zoals Alcyoneus en Polybotes, waren onsterfelijk wanneer ze in contact stonden met hun geboortegrond, andere waren gevleugeld, weer andere eindigden in een slangestaart. De G. kwamen in opstand tegen de olympische goden op aandringen van hun moeder, die op de goden vertoornd was. Als beweegredenen voor deze toorn worden genoemd de verdrijving van de Titanen naar de onderwereld, de spot van de goden met Gaia en Tartarus, de moord van Athene op een uit Gaia gesproten kind. De G. stapelden de bergen Ossa en Pelion op elkaar om de Olympus te bestormen en gingen de goden met rotsblokken en brandende pijnbomen te lijf. Gaia liet voor hen een onsterfelijkheid schenkend kruid groeien, maar de eerste die het plukte was Zeus, nadat hij Zon, Maan en Dageraad verboden had te schijnen. De strijd tussen goden en G., de Gigantomachie, kon alleen door de goden gewonnen worden indien een mens meestreed. Dus nam op verzoek van Zeus diens zoon Heracles deel aan de strijd. Aan de zijde van de goden streden Zeus en Athene, beiden gewapend met de aegis, Hera, Apollo, Poseidon, Dionysus, Hecate en Hephaestus; de voornaamste G. waren Alcyoneus, Enceladus, Ephialtes, Eurytus, Clytius, Mimas, Polybotes en Porphyrion. Plaats van de handeling waren de z.g. Phlegraeïsche velden, een niet nauwkeurig te localiseren terrein (in Campanië? op Chalcidice?). De strijd verliep volgens de meest verbreide versie van het verhaal als volgt. Heracles doodde Alcyoneus nadat hij hem van zijn geboortegrond had weggesleept.

Athene trof de wegvluchtende Enceladus met een rotsblok, het latere eiland Sicilië; Apollo doodde Ephialtes met zijn pijlen; Dionysus velde Eurytus met zijn thyrsusstaf; Hecate sloeg Clytius dood met haar toortsen en Hephaestus doodde Mimas; Poseidon rukte een stuk van het eiland Cos af en trof daarmee Polybotes. Tenslotte richtten Hera en Heracles samen hun krachten op Porphyrion: Zeus boezemde hem liefde in voor Hera en toen Porphyrion zich aan haar wilde vergrijpen, slingerde Zeus zijn bliksem en trof Heracles hem met zijn pijlen. De verslagen G. werden onder vulkanen begraven.

De Gigantomachie was een geliefd onderwerp voor de beeldende kunsten. Het beroemdst is een fries op het Zeus-altaar van Pergamum (begin 2e eeuw vC; thans in Berlijn). Fragmenten van archaïsche Gigantomachieën bezitten we o.a. van een fries van het schathuis der Siphniërs te Delphi (ca. 550 vC) en uit het oostelijke gevelveld van het z.g. hecatompedon op de atheense acropolis (ca. 520 vC). Phidias vervaardigde de Gigantomachie op de oostelijke metopen van het Parthenon. Vóór 450 vC werden de G. gewoonlijk als hoplieten voorgesteld, daarna meestal als woeste, naakte krijgers. In de hellenistische tijd werd de Gigantomachie opgevat als een symbool van de strijd tegen barbaren.

Lit. J. Ilberg/E. Kuhnert (Roscher 1, 1639-1673). O. Waser (PRE, Suppl. 3, 1918, 655-759). F. Vian (EAA 3, 888-894). Id., Répertoire des gigantomachies figurées dans Part grec et romain (Paris 1951). Id., La guerre des géants. Le mythe avant l'époque hellénistique (ib. 1952). [Suys-Reitsma]

giganten
De Giganten in de fries van het Pergamon-altaar


mythen