Hattusilis (Chattusilis), naam van drie hethitische koningen, letterlijk betekenend 'Man van Hattusas'.
(1) Hattusilis I,
grondvester van het oud-hethitische koninkrijk,
nam deze naam aan, nadat hij zijn residentie
van Kussara naar
Hattusas had verlegd (ca.
1650 vC). De keuze van Hattusas werd vermoedelijk
door militaire redenen ingegeven: de stad was
een fortificatie, geschikt om aanvallers uit het noorden
op een afstand te houden. De regering van H. I
is ons bekend door zijn in 1957 gevonden annalen,
die in een akkadische en een hethitische versie overgeleverd
zijn. Naar alle waarschijnlijkheid is de
hethitische versie een vertaling uit veel later tijd.
Een hoogtepunt van de hethitische literatuur wordt
gevormd door het zogenaamde 'Testament van H.',
dat eveneens in een akkadische en in een hethitische
versie bewaard gebleven is. Dit is de tekst van de
toespraak waarin H. I aan de groten van zijn rijk de
adoptie van zijn vermoedelijke kleinzoon Mursilis
tot zoon en troonopvolger bekend maakte. De toon
van het document geeft een levendig beeld van de
vele intriges aan het hethitische hof en van de norse,
verbitterde persoonlijkheid die H. I moet zijn geweest.
(2) Hattusilis II,
een der vorsten uit de duistere periode
van het begin der 14e eeuw vC en misschien de directe
voorganger van Suppiluliumas op de hethitische
troon.
(3) Hattusilis III, zoon van Mursilis II evenals Muwatallis, kwam pas laat door een revolutie aan de regering, nadat tussen Muwatallis en zijn regering eerst nog Urhi-Tessub (= Mursilis III) koning in Hattusas geweest was. De annalen van H. III zijn zwaar geschonden. Zijn zogenaamde 'Apologie', waarin hij de omstandigheden van zijn troonsbestijging verklaart en verdedigt na zijn gehele voorafgaande loopbaan beschreven te hebben, is in vele afschriften bewaard gebleven: H. III zet uiteen, waarom hij zijn neef van de troon verjaagd heeft.
Bij zijn troonsbestijging was de verhouding met
Egypte nog gespannen, later kwam het Eeuwig
Verdrag tot stand. Dit werd in het 21e jaar van
Ramses
II (1269) gesloten. In diens 34e regeringsjaar
werd een hethitische prinses aan Ramses II ten
huwelijk gezonden en, naar het schijnt, gebeurde dit
later nogmaals. In de teksten is sprake van een eventueel
bezoek van H. III. Het is echter onzeker of
H. inderdaad is gegaan. Niet slechts de hethitische
koning van dit tijdvak zelf, maar ook Puduhepa, de
koningin, is uit vele teksten goed bekend en van deze
koningin staat vast dat zij ook in de staatszaken een
belangrijke rol heeft gespeeld.
[Houwink ten Cate]