Mursilis, anatolische naam van een hattisch type (Hethieten), die door een drietal hethitische koningen werd gedragen, mogelijkerwijs bij M. II en III als 'troonsbestijgingsnaam'.
(1) Mursilis I,
kleinzoon en opvolger van Hattusilis I,
voltooide de uitschakeling van Aleppo (Halpa),
waarmee Hattusilis I reeds strijd geleverd had. Nadat
de machtspositie van Aleppo door Hattusas
overgenomen was, volgde de militaire strooptocht
van M. I naar Babylon,
die een einde maakte aan
de regering van de Eerste Dynastie van Babylon (ca.
1595 in de 'midden-chronologie', ca. 1535 vC in de
'korte chronologie'). Op de terugweg werd het cultusbeeld
van Marduk een eindweegs door de Hethieten
meegevoerd en strijd met de Hurrieten
geleverd. Sommige geleerden menen dat kassitische
groepen uit de streek van Hana bij de tocht
naar Babylon betrokken zouden zijn geweest. Een
aantal literaire teksten - bv. de 'hofkroniek' stammen
uit de tijd van M. I, terwijl ook de hethitische
wetten mogelijkerwijs tot dit tijdvak teruggaan.
Lit. E. Laroche, Catalogue des textes hittites (Paris 1971, nrs.
8-13, 291-292; spijkerschrift-teksten).
(2) Mursilis II, zoon en indirecte opvolger van Suppiluliumas I na de korte regering van Arnuwandas, regeerde gedurende ca. 20 jaren vanaf 1344 vC in de hethitische hoofdstad. Dit tijdvak is verhoudingsgewijs goed bekend uit zijn Annalen, die in twee types worden onderscheiden, de 'Uitvoerige Annalen', die zijn gehele regering bechrijven en behalve zijn persoonlijke wapenfeiten ook die van zijn generaals vermelden, en de '10-jaren Annalen', die beperkt blijven tot de geschiedenis van het eerste decennium van zijn bestuur en de verrichtingen van M. II zelf. Bij zijn troonsbestijging bevond de jonge vorst zich in een buitengewoon benarde situatie: in het land heerste een plaag, die door egyptische krijgsgevangeenen was binnengebracht; aan alle kanten waren vazalstaten en protectoraten in opstand gekomen. Gedurende het eerste decennium werden eerst de Kaska-nomaden in enkele campagnes teruggedreven; in een tweejarige campagne werd Arzawa verslagen, waarbij M. II tot de Aegeïsche Zee doordrong en in het westen een politieke constellatie van een drietal vazalstaten werd opgebouwd; vanaf het 7e jaar werd het zwaartepunt van de operaties naar Azzi-Hayasa in het latere Armenië vervlaatst. Gedurende het tweede decennium werd opnieuw in het westen (Mira en Arzawa) maar ook in het noorden (het latere Paphlagonië) en het noordoosten gestreden.
De talrijke hethitische teksten uit dit tijdvak - behalve
de historische composities, waarvan er een,
'De Daden van Suppiluliumas', de regering van zijn
vader beschrijft, staatsverdragen en een reeks van
gebeden - vormen de grondslag voor de meeste hethitische
grammatica's. In literair opzicht vertegenwoordigen
zij het hoogtepunt van de hethitische
letterkunde.
Lit. E. Laroche, Catalogue des textes hittites (Paris 1971, nrs.
40, 61-71, 376-380; spijkerschrijt-teksten). Ph. H. J. Houwink
ten Cate, M. II, de bronnen voor een karakterschets (Leiden
1 966).
(3) Mursilis III, troonopvolger van
Muwatallis, zoon
bij een 'haremvrouw', die naar de regels van de
hethitische constitutie (Telebinus) bij ontstentenis
van een zoon van een hoofdvrouw als zoon van
tweede rang toch recht op de troon kon doen gelden.
M. (III) was de troonsbestijgingsnaam van een
prins die voordien Urhi-Tesub heette (in teksten
van zijn oom en politieke tegenstander Hattusilis
III wordt hij steeds met deze laatste naam aangeduid).
De belangrijkste bron voor de tijd van zijn
regering (1282-1275 vC ?) wordt gevormd door de
z.g. 'Apologie van Hattusilis III', waarin deze, een
broer van Muwatallis, zijn machtsovername tracht
te rechtvaardigen. Deze tekst verhaalt, hoe M. III
getracht heeft de macht van zijn oom en potentiële
rivaal in te perken, maar bij het uiteindelijke conflict
toch het onderspit moest delven. Hij werd naar
Noord-Syrië verbannen, vanwaar hij naar Babylon
trachtte te ontkomen. Nadien werd hij naar een gebied
'terzijde van de zee' (Mira ?) overgebracht. Uiteindelijk
ontsnapte hij naar Egypte, waar hij nog
lange tijd aan het hof heeft geleefd.
Lit. A. Götze, Hattusilis. Der Bericht über seine Thronbesteigung
nebst den Paralleltexten (Mitteilungen der Vorderasiaüsch-Aegyptischen
Geselischaft 29, 3, Leipzig 1925) en Neue
Bruchstücke zum grossen Text des Hattusilis und den Paralleltexten
(Mitteilungen der Vorderasiatisch-Aegyptischen Gesellschaft
34, 2, Leipzig 1930). W. W. Helck, Urhi-Tesup in
Ägypten (JCS 17, 1963, 87-97). [Houwink ten Cate]