Marduk

beeldje MardukMarduk, stadsgod van Babel en sinds het midden van het 2e millennium vC de nationale god van Babylonië. Hij resideerde te Babel in de tempel Esagila, met de tempeltoren Etemenanki, maar vond in vele steden in tempels en kapellen verering, ook in Assyrië. De opgang van M. tot nationale god en, theologisch gezien, tot hoofd van het pantheon, is onverbrekelijk verbonden met het politieke lot van Babel, dat zijn dominerende positie tijdens de dynastie van Hammurapi verwierf. Een theologische rechtvaardiging voor M.s suprematie werd gegeven in het 'scheppingsepos' Enūma Eliš, dat tijdens het babylonische nieuwjaarsfeest voor M.s standbeeld gereciteerd werd. Het beschrijft hoe M., in ruil voor de suprematie, als kampvechter der goden de chaotische Tiamat en haar trawanten verslaat, de kosmos ordent, de goden hun functies toewijst en de mens schept; het epos eindigt met een lange hymne op M.

Uit M.s wapenen in deze strijd en het voor hem in de kosmos gereserveerde domein leidt Jacobsen af dat M.s naam 'zoon van de storm' betekent en dat hij een oorspronkelijk westerse (amoritische?) 'weergod' is. Anderen benadrukken het solaire aspect en vertalen zijn naam met 'zoon van de zon'.

De aanvankelijk onbetekenende stadsgod van Babel verwierf de hem toekomende plaats in het oude pantheon door identificatie met Asalluhi, de zoon van Ea/Enki uit Eridu. Door deze identificatie verkreeg M. de eigenschappen van een god van de bezweringskunst en wijsheid, terwijl de theologie van Eridu in Babel bleef voortleven. Dank zij zijn status van nationale god ontving M. via een proces van syncretisme in later tijd tal van kwalificaties en epitheta ornantia, aan andere goden ontleend. Een tekst gaat zelfs zover andere goden voor te stellen als aspecten van M. Bewijzen voor een sterven en opstaan van M. ontbreken; de zo geïnterpreteerde tekst beschrijft een ordaal dat M. moet ondergaan en zal wel uit anti-babylonische kringen stammen. Van zijn cultus kunnen we ons enigszins een beeld vormen dank zij grote fragmenten van het ritueel van het babylonische nieuwjaarsfeest. In de literatuur zijn verscheidene hymnen op en (bezwerings-) gebeden tot M. bewaard. Zijn echtgenote was Sarpanitum, zijn zoon Nabu van Borsippa, zijn symbooldier de slangendraak, zijn embleem de hak of spade, zijn hemelse verschijning de planeet Jupiter.


Lit. F. Wetzel/F. H. Weissbach, Das Hauptheiligtum des M. in Babylon (Berlin 1938, ²1967; WVDOG 59). E. Dhorme, Les religions de Babylonie et d'Assyrie (Paris 1949) 138-150. A. Falkenstein/W. von Soden, Sumerische und akkadische Hymnen und Gebete (Zürich 1953; akkadisch gedeelte: nrs. 6, 26, 27, 30, 34, 42-48, 65-67). W. von Soden, Gibt es ein Zeugnis dafür, dass die Babylonier an die Wiederauferstehung Marduks geglaubt haben? (Zeitschrift für Assyriologie 51, 1951, 130-166; vgl. 52, 1957, 224-234 en 60, 1969, 124-127). D. O. Edzard (WM I, 96v) W. G. Lambert in W. S. McCullough ed., The Seed of Wïsdom (Toronto 1964) 3-13. J. van Dijk, L'Hymne à M. (MIO 12, 1966, 57-74). Th. Jacobsen, The Battle between M. and Tiamat (JAOS 88, 1968, 104-108). W. von Soden, Zur Wiederherstellung der M.-Gebete BMS 11 und 12 (Iraq 31, 1969, 82-89). W. H. Ph. Römer in Historia Religionum 1 (Leiden 1969) 134-136. [Veenhof]


Lijst van Goden