Naramsin, zoon van Manistusu, regeerde vermoedelijk
37 jaar (1830-1805 vC) en was na Sargon de belangrijkste van
de koningen der dynastie van Akkad; hij werd
nog bij zijn leven vergoddelijkt. Een tamelijk uitgebreide
literatuur, ook in het hethitisch, handelt
over N.s daden, doch schildert hem ook af als een
soort ongeluksvorst. Na zijn regering was het dan
ook gedaan met de macht van Akkad. De inscripties
op de van hem bewaarde monumenten zijn
meestal ernstig verminkt; meer gegevens bevatten
afschriften uit de oud-babylonische tijd.
Belangrijk is zijn vestingachtig paleis te Tell Brak.
Opmerkelijk is zijn overwinningsstele, een wijgeschenk
voor Enlil van Nippur, dat later ter gelegenheid
van een overwinning op een bergstam
naar Susa werd versleept. Een ander bekend stelefragment
werd in de omgeving van Diarbakir gevonden.
Een
andere N., zoon van Ipiqadad I, regeerde te Esnunna
en misschien ook te Assur.
Lit. H. Hirsch (AfO 20, 1963, 17vv), N. van Esnunna: D. O.
Edzard, Die zweite Zwischenzeit Babyloniens (Wiesbaden
1953) 163 vv.
[van Driel]