Lucius Apuleius de redenaar, wijsgeer en schrijver, werd ca. 123 nC te Madaura in Numidië geboren als kind van welgestelde ouders, ontving zijn opleiding te Carthago en Athene en bereisde Italië, Azië en Egypte. Omdat zijn financiële positie hierdoor was verslechterd, vestigde hij zich, niet zonder succes, te Rome als advocaat en mode-redenaar, maar keerde later naar Africa terug. Te Oea (thans Tripoli) ziek geworden, werd hij verpleegd door de moeder van zijn vriend Pontianus, Aemilia Pudentilla, met wie hij ondanks het verschil in leeftijd en het verzet van haar familie huwde. Toen Pontianus spoedig daarop stierf, werd A. ervan beschuldigd hem te hebben vergiftigd en Pudentilla met tovermiddelen te hebben bewerkt. Hij wist zijn vrijspraak te verkrijgen met een verdedigingsrede (Apologia), die hij later omwerkte tot het amusante en interessante werk De magia (Toverij), waaruit wij door alle grappen en grollen heen veel te weten komen van het toenmalige leven in een provinciestad.
Een bloemlezing, Florida genoemd, bevat 23 stukken
uit andere her en der gehouden redevoeringen.
Drie bewaard gebleven wijsgerige verhandelingen,
De deo Socratis (Het daemonium van Socrates), De
Platone et eius dogmate (Plato en zijn leer) en een
latijnse vertaling van het pseudo-aristotelische tractaat
Περὶ κόσμου (De mundo; Het heelal), hoewel
literair en wijsgerig van uitermate bescheiden niveau,
geven niettemin blijk van zijn veelzijdigheid
en gespreide belangstelling. Deze komen veelmeer
tot uiting en tot hun recht in zijn uit elf boeken bestaande
meesterwerk Metamorphoses (Gedaanteveranderingen),
ook wel Asinus aureus (De gulden ezel)
genaamd ter aanduiding van de uitzonderlijke kwaliteiten
van deze enige volledig bewaard gebleven
latijnse roman. Het thema stamt van de overigens
onbekende Lucius van Patras en is ook bewerkt
door Lucianus van Samosata:
Lucius, geïnteresseerd
in toverkunst, verandert door gebruik van een
verkeerde zalf in een ezel, maar behoudt zijn menselijk
verstand; als zodanig beleeft hij allerlei gevaarlijke,
komische en erotische avonturen, tot hij
op een feest ter ere van de godin Isis door het eten
van rozen zijn oorspronkelijke gedaante terugkrijgt,
zich in de cultus van Isis laat inwijden en zijn leven
verder in haar dienst stelt. Met meesterlijke vertelkunst
en vindingrijkheid heeft A. het oorspronkelijke
verhaal herschapen en uitgebreid. Vooral twee
gedeelten munten nog boven de andere uit: het verrukkelijke
sprookje van Amor en Psyche (4,28-6,
24) en het waarschijnlijk autobiografische relaas
van de inwijding in de Isis-mysteriën. Naast de inhoud
legt ook de virtuoze stijl getuigenis af van de
bijzondere persoonlijkheid van A.: een voortdurend
op effect berekend mengsel van geaffecteerde archaïsche
en gewone alledaagse woorden, doorspekt
met soms zeer gewaagde neologismen en woordspelingen,
het geheel gehanteerd op een briljante wijze,
die evenwel vaak vermoeit door het overdreven gemaniëreerde.
De roman heeft grote invloed uitgeoefend
op de europese literatuur (Boccaccio, La
Fontaine enz.) en beeldende kunsten (Canova,
Prud'hon enz.).
Vele andere werken van A. zijn verloren gegaan.
Ten onrechte zijn op zijn naam terechtgekomen:
(a) Peri hermenias, een compilatie van de logica
van Aristoteles (uitgegeven in het 3e deel van de A.editie
van R. Helm/P. Thomas).
(b) Asclepius, een uit het grieks vertaald gesprek van Hermes en Asclepius over god, mens en wereld (uitgave: A. D. Nock/A. J. Festugière, Corpus Hermeticum 2, 259-401, Paris 1945).
(c) Herbarius (een kruidenboek uit de 5e eeuw nC); uitgave: E. Howald/H. E. Sigerist (in Corpus Medicorum Latinorum 4, Leipzig 1927).
(d) De remediis salutaribus (Heilzame geneesmiddelen), waarvan alleen het slot bewaard is.
(e) Liber physiognomiae (uitgave: R. Förster in Scriptores physiognomonici 2, 3-145, Leipzig 1893).
A. bracht zijn latere levensjaren door in Carthago, waar hij tot hoog aanzien kwam. Nog tijdens zijn leven werden in Carthago en Madaura standbeelden van hem opgericht. Hij stierf in 180 nC of kort daarna.
Het beste handschrift van Metamorphoses, Apologia
en Florida is codex Laurentianus 68,2 te Florence
(lie eeuw); de beste handschriften van de
wijsgerige geschriften zijn de codices Bruxellensis
10054-56 (11e eeuw) en Monacensis 621 (12e eeuw).
Lit. Uitgaven: Editio princeps: J. A. de Buxis (Rome 1469). De beste moderne edities: R. Helm/P. Thomas, Apulei opera quae supersunt 1-3 (Leipzig 1907-1910; laatste druk van 1-2: 1956-1959). Met franse vertaling: D. S. Robertson/P. Vallette, Apulée, Les Métamorphoses 1-3² (Paris 1956-1958) en P. Vallette, Apulée, Florides (Paris 1924). Met engelse vertaling: W. Adlington/S. Gaselee, Apuleius, The Golden Ass (Loeb Class. Libr., London 1915). Met duitse vertaling: R. Helm, Apuleius, Metamorphosen oder Der goldene Esel5 (Berlin 1961) en E. Brandt/W. Ehlers, Apuleius, Der goldene Esel² (München 1963).
Uitgaven met commentaar: R. van der Paardt, A., The Metamorphoses, a commentary on book III (Amsterdam 1971). J.G. Griffith, A. of Madaurus, The Isis-book (Metamorphoses XI) (Leiden 1975). - H. van Thiel, Der Eselsroman 1-2 (München 1970-1972). B. Hijmans/R. van der Paardt edd., Aspects of A.' Golden Ass (Groningen 1978). G. Moreschini, Apuleio e il Platonismo (Florence 1978).
Vertalingen zonder latijnse tekst: nederlandse: H. J. Boeken, Herscheppinge of De Gouden Ezel van Lucius Apuleius (Zutphen 1901). C. van Zuylichem, Amor en Psyche (Amsterdam 1953). Zie ook J. van IJzeren, Latijnse Varia (Haarlem 1954) 376-422 en M. A. Schwartz, Barnsteen (Amsterdam 1953) 213-247. Engelse vertaling: R. Graves, Apuleius, The Golden Ass (Penguin Classies, 1954). Vrije bewerking: L. Couperus, De verliefde ezel (1918).
Commentaren: L. C. Purser, The Story of Cupid and Psyche (London 1910). Op boek 1 van de Metamorphoses: M. Molt, Ad Apulei Madaurensis Metamorphoseon librum primum commentarius exegeticus (Diss. Groningen 1938), op boek 2: B. J. de Jonge (Diss. Groningen 1941), op boek 5: J. M. Fernhout (Diss. Groningen 1949).
Schwabe (PRE 2, 246-258). - R. Reitzenstein, Das Märchen
von Amor und Psyche bei Apuleius (1912). P. Médan, La
latinité d'Apulée dans les Métamorphoses
(Paris 1925). M. Bernhard, Der Stil des Apuleius von Madaura (Tübingen
1927). E. H. Haight, Apuleius and his Influence (1927). W. A.
Oldfather/H. V. Canter/B. E. Perry, Index Apuleianus
(Middletown 1934). H. Riefstahl, Der Roman des Apuleius.
Beitrag zur Romantheorie (Frankfurt a.M. 1938).- W. Wittmann,
Das Isisbuch des Apuleius. Untersuchungën zur Geistesgeschichte
des 2. Jahrhunderts (Stuttgart 1938). J. J. M.
Feldbrugge, Het schertsende karakter van Apuleius' Metamorphosen
(Diss. Nijmegen; Utrecht 1938). S. Muelier, Das
Verhältnis von Apuleius De mundo zu seiner Vorlage (Philologus,
Suppl. 32, 2, Leipzig 1939). A. Lesky, Apuleius von
Madaura und Lukios von Patrai (Hermes 1941, 43-74). B.
Axelson, Akzentuierender Klauselrhythmus bei Apuleius
(1952). J. Redfors, Echtheitskritische Untersuchungen der
apuleischen Schriften De Platone und De mundo (Lund 1960).
[Diercks]