Octavia, titel van de enige bewaard gebleven fabula
praetexta. Hierin wordt in 983 verzen het tragische
lot behandeld van Nero's
jonge gelijknamige vrouw,
die ondanks verzet van het volk in 62 nC door de
keizer werd verstoten ten gunste van
Poppaea Sabina
en in de dood gedreven. Behalve de keizer en
Seneca, die zich verzet tegen diens wreedheid, treedt
in het stuk o.a. ook de schim van
Agrippina op, die
Nero een ondergang voorspelt, die met zijn werkelijke
val in 68 nC grote gelijkenis vertoont. Op grond
hiervan moet men het stuk in ieder geval na 68 nC
dateren en het auteurschap van de in 65 nC gestorven
Seneca, op wiens naam de O. is overgeleverd
en met wiens werken het stuk meestal wordt uitgegeven,
afwijzen. Ook interne criteria (verschillen
in stijl en metriek) wijzen in dezelfde richting, terwijl
anderzijds blijkt dat de auteur de tragedies van
Seneca goed heeft bestudeerd. Als drama toont de
O. weinig spankracht; een hoge literaire waarde
kent men er doorgaans niet aan toe.
Lit. Uitgave: Zie Seneca.
Th. Sluyter, O,, Fabula praetexta,
toegeschreven aan L. Annaeus Seneca (Leiden 1949; met
aantekeningen). - F. Giancotti, L'Octavia attribuita a Seneca
(Turijn 1954). [Brouwers]