Pompeius Trogus, romeinse historicus ten tijde van keizer Augustus, tijdgenoot van Titus Livius. De gehelleniseerde Galliër P.T. was afkomstig uit het gebied der Vocontii in Gallia Narbonensis. Hij schreef behalve een groot historiografisch werk ook enige werken op natuurwetenschappelijk gebied. Enkele fragmenten van zijn De animalibus (Over de dierenwereld) zijn bewaard bij Plinius Maior, die het werk gebruikte als bron voor zijn Naturalis historia; eveneens wordt melding gemaakt van een werk over de planten. Veel meer bekend is P.T. echter vanwege zijn wereldgeschiedenis in 44 boeken, waaraan hij in navolging van de griekse historicus Theopompus (4e eeuw vC) de titel Historiae Philippicae gaf. Evenals zijn griekse voorganger nam hij nl. de opkomst en ondergang van het macedonisch rijk tot uitgangspunt bij zijn beschrijving van de geschiedenis van de volkeren van Oost en West. Het werk bestrijkt een zeer ruime periode, vanaf de Assyriërs tot aan zijn eigen tijd. Na de geschiedenis van het Oude Oosten (boeken 1-6) en Macedonië (7-12) volgt die van de verschillende hellenistische koninkrijken tot aan hun onderwerping door Rome (13-40). Aanzienlijk minder ruimte wordt in beslag genomen door de Parthen (41-42), de geschiedenis van de romeinse koningstijd en die van de spaanse en gallische volken tot in de tijd van Augustus (43-44). Als bron gebruikte P.T. waarschijnlijk een soortgelijk werk van Timagenes van Alexandrië (1e eeuw vC). Wellicht vindt ook de afwezigheid van het bij romeinse historiografen over het algemeen nogal sterke patriottisme in het werk van P.T. haar verklaring in het gebruiken van een griekse bron.
Van de Historiae van P.T. is ons overigens alleen
een uittreksel (Epitome) van de hand van de historicus
Marcus Iunianus Iustinus uit de 3e
of 4e eeuw nC bewaard. Zoals uit dit tamelijk
uitvoerige excerpt - waaraan bovendien nog z.g.
prologi of korte inhoudsopgaven van de afzonderlijke
boeken van het werk van P.T. zijn toegevoegd
- blijkt, waren deze Historiae geschreven in een
levendige stijl, met o.a. talrijke boeiende etnografische
digressies. Opvallend is het feit dat de auteur
een afkeer heeft van in de directe rede weergegeven
redevoeringen, een stilistisch middel waarvan hij
het gebruik bij zijn voorgangers
Sallustius en Livius
laakt. De toon is hier en daar nogal belerend, de
strekking van het geheel, zoals zo vaak in het
historiografische genre in de oudheid, sterk moraliserend.
In de middeleeuwen werd het werk (in
Iustinus' samenvatting) veel gelezen. Doch ook
Velleius Paterculus
en Valerius Maximus citeren
en benutten het reeds herhaaldelijk.
Lit. Uitgaven: zie Iustinus. Voorts: O. Seel, Pompei Trogi
fragmenta (Leipzig 1956). Duitse vertaling en commentaar:
Id., P.T. Weltgeschichte von den Anfängen bis Augustus im
Auszug des Justin (Zürich/München 1972). Lexicon: O.
Eichert, Vollständiges Wörterbuch zur philippischen Geschichte
des Justinus (Hildesheim 1967). - A. Klotz (PRE 21,
2300-2313). GRL 2, 319-327. - F. Seck, De Pompei Trogi
sermone (Konstanz 1881). E. Schneider, De Pompei Trogi
Historiarum Philippicarum consilio et arte (Leipzig 1913).
O. Seel, Die Praefatio des P.T. (Erlanger Forschungen A 3;
Erlangen 1955). G. Forni, Valore storico e fonti di Pompeio
Trogo (Urbino 1958). O. Seel, Eine römische Weltgeschichte.
Studien zum Text der Epitome des Iustinus und zur Historik
des P.T. (Erlanger Beiträge zur Sprach- und Kulturwissenschaft39;
Nürnberg 1972).
[Brouwers/Janssen]