Corpus Iuris Civilis is de niet-klassieke naam van de in het latijn gestelde wetgeving die tot stand kwam onder de regering van de oostromeinse keizer Justinianus I (527-565). De naam C.I.C. vindt (vermoedelijk) zijn oorsprong in een editie (1583) van de Justiniaanse wetgeving door de franse rechtsgeleerde en humanist Dionysius Gothofredus.
Het wetgevingswerk van Justinianus moet gezien worden als een aspect van diens levensideaal om het grootse Imperium Romanum op politiek en cultureel vlak te vernieuwen en te herstellen. Op juridisch vlak werd de behoefte aan een nieuwe en voor de eigen tijd begrijpbare synthese van het romeinse recht gevoeld. Het sterk casuïstische en verfijnde karakter van het klassieke romeinse recht met zijn historisch gegroeide rechtsinstellingen en zijn eigentijdse problematiek was moeilijk als zuiver gerecipieerd recht te hanteren door de oostromeinse juristen van de 6e eeuw. Anderzijds was na een periode van verval van de rechtswetenschap (sinds de dood van Alexander Severus in 235 nC) het klassieke romeinse recht weer het voorwerp geworden van intense wetenschappelijke studie aan de bloeiende rechtsscholen van Berytus en Constantinopel (vooral 5e eeuw nC). Dit geheel van historische omstandigheden verklaart Justinianus' grootse plan om het romeinse recht - en vooral het klassieke - in een aan de eigen tijd aangepaste vorm te ordenen, te vervolledigen en als een sluitend geheel van geldende rechtsregelen te proclameren.
Het C.I.C. bestaat uit vier groepen rechtsnormen,
die elk hun eigen aard en specifiek doel hadden. In
chronologische volgorde zijn dit de Codex (Justinianus),
de Digesta, de Institutiones en de Novellae.
1. De Codex is een coördinatie van de bestaande
Constitutiones of keizerlijke wetten en met name van
de reeds vroeger tot stand gehomen verzamelingen
(codex) van Gregorius (Codex Gregorianus),
Hermogenianus (Codex Hermogenianus), en Theodosius II
(Codex Theodosianus) en van de nadien
van kracht geworden Constitutiones. De Codex Justinianus
werd door de Constitutio 'Summa' van 7
april 529, met rechtsgeldende kracht van 16 april af,
gepubliceerd. Hij werd kort daarop opnieuw uitgegeven
met bijvoeging van recente Constitutiones
als Codex repetitae praelectionis, op 16 november
534 met inwerkingtreding op 26 december. De Codex
is ingedeeld in 12 boeken en ieder boek is onderverdeeld
in een variërend aantal titels. Hij schafte
alle oudere niet opgenomen Constitutiones af en
bleef als enige rechtsbron op dit gebied bestaan.
2. De Digesta (letterlijk 'geordende verzameling') of
Pandectae (letterlijk 'alomvatters') vormen - vooral
rechtshistorisch gezien - het kernstuk van de justiniaanse
wetgeving. Dit is een verzameling en coördinatie
van het belangrijke en omvangrijke juridische
oeuvre van de klassieke juristen, vooral van
Papinianus,
Paulus en
Ulpianus. Deze monumentale
opdracht werd in 530 door Justinianus toevertrouwd
aan een commissie van juristen onder het voorzitterschap
van Tribonianus, een hoge ambtenaar.
Reeds op 16 december 533 was het werk klaar en
werd het gepubliceerd door de Constitutio 'Tanta';
het kreeg kracht van wet op 30 december 533. Het
is ingedeeld in 50 boeken en ieder boek in een
variërend aantal titels. De invloed van de Digesta
op de vorming van het hedendaagse westeuropese
recht is enorm geweest. Rechtshistorisch gezien, is
het ook aan de Digesta te danken dat we een betrekkelijk
volledige en overzichtelijke kennis hebben
van het klassieke romeinse recht, dat een van de
geniaalste creaties is gebleken van het juridisch
denken en de romeinse beschaving.
3. De Institutiones werden nog vóór de Digesta
gepubliceerd door de Constitutio 'Imperatoriam' van
21 november 533, maar verkregen pas kracht van
wet op dezelfde dag als de Digesta. Ze vormen een
in vier boeken ingedeeld leerboek, bestemd voor het
juridisch onderwijs. De rechtsnormen die het bevat,
zijn echter, evenals de Codex en de Digesta, geldend
recht. De Institutiones werden geïnspireerd door het
gelijknamige klassieke werk van Gaius, dat tot stand
kwam onder de regering van Antonius Pius (138-161).
4. Novellae tenslotte heet een verzameling van diverse
eigentijdse wetten die na de publicatie van de
Codex repetitae praelectionis uitgevaardigd werden.
Deze werden niet meer door Justinianus zelf in één
werk verzameld. Wel bestaan er min of meer volledige
particuliere verzamelingen van.
Lit. Uitgaven: beste kritische editie: P. Krüger/T. Mommsen/ R. Schoell/W. Kroll, Corpus iuris civilis, I. Institutiones, Digesta19 (Berlin 1966), II. Codex13 (ib. 1963), III. Novellae8 (ib. 1963). - M. Kaser, Römische Rechtsgeschichte² (Göttingen 1965) 214-233. W. Kunkel, Römische Rechtsgeschichte4 (Köln 1964) 143-154. B. Hermesdorf, Schets der uitwendige geschiedenis van het Romeinse recht (Utrecht/ Nijmegen 1961) 279-293. [De Keyser]