Marcus Aurelius Alexander Severus werd geboren in 208 in Phoenicië. Hij was consul en princeps iuventutis, toen hij in 222 Heliogabalus opvolgde, die hem 221 geadopteerd had. Hij stond sterk onder de invloed van zijn moeder Iulia Mammaea en zijn grootmoeder Iulia Maesa. Zorgvuldig opgevoed als hij was, streefde hij er ernstig naar een goed bewind te voeren, daarbij trouw geholpen door een troonraad, waarvan de juristen Paulus en Ulpianus deel uitmaakten. Zijn eerste regeringsjaren verliepen rustig. Het aanzien van de senaat steeg. Rechtspleging en onderwijs werden verbeterd, de handel bevorderd, ambtenaren bezoldigd. Nieuw was, dat voortaan ook de praefectus praetorio een senatoriaal gerechtelijk onderzoek kon leiden. Ondanks grote uitgaven, o.a. voor bouwwerken in Rome en wegenaanleg in de provincies, ondergingen de financiën een belangrijk herstel.
Moeilijkheden berokkenden echter de soldaten, die onder Caracalla tot tuchteloosheid waren vervallen. De hoge donativa waarmee zij in het gareeel moesten worden gehouden, zijn kenmerkend voor hun grote invloed. In 228 vermoordden de praetorianen zelfs hun stenge gardeprefect Ulpianus. Het jaar daarop ontsnapte de consul Cassius Dio nauwelijks aan moordenaarshanden (later ging hij naar Bithynië, waar hij ook stierf (235)). In 235 reisde de keizer samen met zijn moeder naar Antiochë en bedwong daar enkele muiterijen. Ook bereidde hij er een actie voor tegen de Sassanide Ardasjir I, die Mesopotamië was binnengedrongen en Syrië en Cappadocië bedreigde. Na zijn triomf (233) wegens het herwinnen van verloren gebied riepen onheilsberichten hem naar de Rijn (235), waar zijn pogingen om vrede te kopen en zijn bevoorrechting van troepen uit het Oosten groot misnoegen wekten bij het leger. Dit schoof dan ook Maximinus Thrax als keizer naar voren, waarna Alexander Severus en en zijn moeder op 19 maart 235 werden vermoord. Alexander Severus, met wiens dood de dynastie der Severi (Septimius Severus, Caracalla, Geta, Heliogabalus) eindigde, was een rechtschapen en vriendelijk man, die oprecht het beste nastreefde, maar niet opgewassen was tegen de problemen van zijn tijd.
Lit. Historia Augusta, Vita Alexandri. Herodianus 5-6. Cassius Dio 79-80. - P. Groebe (PRE 2, 2526-2541). - W. Thiele, De Severo Alexandro imperatore (Diss. Berlin 1908). A. Jardé, Études critiques sur la vie et le règne de Sévère Alexandre (Paris 1925). H. Mattingly/E. A. Sydenham, The Roman Imperial Coinage 4,2 (London 1938) 63-124; pl. IV. R. Soraci, L'opera legislativa e amministrativa dell'imperatore Severo Alessandro (Catania 1974). - Portret: J. J. Bernoulli, Römische Ikonographie 2,3 (Stuttgart 1894 = Hildesheim 1969) 97-106; pl. 28-30. B. M. Felletti Maj, Iconografia romana imperiale da Severo Alessandro a M. Aurelio Carino (222-285 d.C.) 2 (Rome 1958) 24-26, 83-103; pl. I-V, afb. 1-14. [A. J. Janssen]