Tunica, romeins kledingstuk voor
mannen en vrouwen. Het was vervaardigd van wol en fungeerde als een soort
hemd, dat ongeveer tot de knieën reikte en oorspronkelijk zonder,
later met mouwen werd gedragen. Over deze toga interior kon een
man een toga exterior dragen, die tamelijk wijd was, en vervolgens
de toga.
Een gordel maakte het mogelijk de toga
op te schorten. Vrouwen droegen over haar langere toga, al dan niet met
borstband (strophium), voor gewone gelegenheden een stola
met mouwen, waarbij buitenshuis nog een palla (pallium)
kwam. Een triumfator had: in navolging van de oud-romeinse koning, een
toga pulmata. Een senator was kenbaar aan
een toga laticlavia (latus clavus, laticlavium), die voorzien was van een
brede purperen strook van de hals tot beneden. Een toga met smalle purperen
strook (toga angusticlavia, angustus clavus) was het kenmerk van
de equites. Het kostbaarste model was de van linnen,
wol of zijde vervaardigde toga Delmatica, die vaak de toga verving.
Later kwam de toga talaris op, die tot de voeten reikte. De keizertijd
kende nog de van lange mouwen voorziene toga manicata, die ook in
de liturgie van de Mithras-dienst en bij de christenen gebruikt werd.
Lit. G. Blum (C. Daremberg/E. Saglio. Dictionnaire des
Antiquités grecques et romaines 5, 534-540). - L. M. Wilson. The
Clothing of the Ancient Romans (Baltimore 1938). [A.J. Janssen]