Libertas, romeinse personificatie van de
persoonlijke politieke vrijheid, later ook van de vrijheid
van het romeinse gemenebest, genoot reeds in de 3e
eeuw vC goddelijke verering. In 238 vC liet de consul
Tiberius Sempronius Gracchus uit de opbrengst
van boetes op de Aventijn een tempel ter ere van L.
bouwen, waarin zijn zoon na de zege bij
Beneventum
(214 vC) een schilderij van het overwinningsfeest
liet aanbrengen en die door keizer Augustus
werd gerestaureerd. Van 119 vC tot in de late
keizertijd werd L. dikwijls op munten afgebeeld, in
de gestalte van een bekranste vrouw met een pileus
- de vilten muts die de slaven bij vrijlating droegen -
in de hand. Beroemd zijn de munten die de Caesar-moordenaar
Brutus
in 43 vC liet slaan met het
opschrift eid(ibus) mar(tiis) en met twee dolken en
een pileus als symbolen.
Lit. G. Wissowa (Roscher 2, 2031-2034). Th. Kock (PRE 13,
101-103). W. Köhler (EAA 4, 614v). - Ch. Wirszubski, L. as
a Political Idea at Rome During the Late Republic and
Early Principate (Cambridge 1950). [Nuchelmans]