Virtus, romeinse goddelijke personificatie van het
virtus-begrip, met nadruk op de deugd van manhaftigheid
en krijgsmoed die Rome politiek en militair
groot heeft gemaakt en belichaamd wordt in de
staatsman en/of de soldaat als comes virtutis ('metgezel
van v.'). In de cultus werd V. meestal geassocieerd
met Honos (idee van honos verworven
door virtus). Zo heeft men in de nabijheid van de
Honos-tempel vóór de Porta Collina, die
waarschijnlijk uit het begin van de 3e eeuw dateert, ook
een inscriptie voor V. gevonden. Naar aanleiding
van de slag bij Clastidium in Gallië (222 vC) en de
verovering van Syracuse (212 vC) liet
Marcus Claudius Marcellus
naast een andere bestaande
tempel van Honos (bij de Porta Capena) een tweede
heiligdom voor V. optrekken, dat getooid werd met
waardevolle kunstwerken uit de syracusaanse oorlogsbuit.
Vanuit deze buurt vertrok de jaarlijkse ruiterparade
(transvectio equitum) op 15 juli. Na zijn
zege op de Cimbren
en de Teutonen (102 en 101
vC) bouwde Marius
nog een tempel voor beide
nodheden op het Capitool, waarbii eveneens gebruik
werd gemaakt van de krijgsbuit. Tenslotte
stonden boven op de cavea van het Pompeius-theater
heiligdommen van Venus, Honos, V. en Felicitas
(stichtingsdag 12 augustus). Keizer Augustus maakte
29 mei tot feestdag van Honos en V.
Op munten verschijnt V. reeds tijdens de republiek, in de keizertijd vaker, en dan ook met Honos; in de inscripties komt zij voor vanaf de keizertijd (zeer talrijke militaire wijinscripties voor Honos en V.), doch minder in Rome en Italië zelf dan in de provincies. Beide bronnen vertonen vaak een ambivalentie tussen enerzijds V. en anderzijds de persoonlijke v. van de keizer, die eventueel met de godin zelf wordt geïdentificeerd. Deze keizerlijke V. staar veelal in relatie met Roma.
Iconografisch (munten, reliëfs) wordt V. meestal staande voorgesteld, met korte omgorde tunica, en met helm, lans en zwaard, soms ook met een schild. V. en Honos worden ook samen afgebeeld als twee ]onge mannen.
Het christelijk taalgebruik kent het meervoud Virtutes
(Δυνάμεις) in de betekenis van hemelse machten,
inzonderheid engelen.
Lit. G. Wissowa (Roscher 6, 336-347). W. Eisenhut (PRE Suppl. 14, 1974, 896-910). W. Köhler (EAA 7, 1185v). - A. Nordh, V. and Fortuna in Florus (Eranos 50, 1952, 111-128). [van Uytfanghe]