Faustina, naam van twee romeinse keizerinnen:
(1) Annia Galeria Faustina Augusta
('F. maior') werd
geboren in 105 nC als dochter van Marcus Annius
Verus en Rupilia Faustina. Haar familie was van
spaanse afkomst. Zij huwde zeer jong met
Antoninus Pius,
aan wie zij twee zonen en twee dochters
schonk, onder wie Faustina minor; de overige kinderen
stierven jong. Bij Antoninus' troonbestijging (138)
ontving F. de titel Augusta. De haar verweten dubieuze
levenswandel was van geen invloed op de
echtelijke harmonie, die duurde tot haar dood in
141. F. werd vergoddelijkt en ontving een
tempel
aan de Via Sacra op het Forum Romanum. Van de
talrijke afbeeldingen die van de keizerin bewaard
zijn gebleven, verdienen vermelding de koppen in
het Capitolijns Museum te Rome, in de Sala Rotonda
van het Vaticaans Museum en in het British
Museum te Londen.
Lit. P. von Rohden (PRE 6, 2312v). B. M. Felletti Maj (EAA
3, 600v). - J. Balsdon, Roman Women. Their History and
Habits (London 1962). Zie voorts s.v.
Antoninus Pius.
(2) Annia Galeria Faustina Augusta
('F. minor') werd ca.
130 nC geboren als dochter van Antoninus Pius en
F. maior.
Na Hadrianus' dood (138) verloofde
zij zich in 139 met haar neef
Marcus Aurelius,
met wie zij in 145 huwde. Zij werd moeder van
minstens twaalf kinderen, onder wie Commodus.
Na de geboorte van haar eerste kind werd F. tot
Augusta verheven. Zij vergezelde haar gemaal op
veldtochten in het Donaugebied (170-174); na een
zege over de Quaden ontving zij de eretitel mater
castrorum. In deze jaren zou F., voor het geval dat
de keizer stierf, aan de syrische legaat
Avidius
Cassius hand en troon in het vooruitzicht hebben
gesteld. De op een vals overlijdensbericht prematuur
tot keizer uitgeroepen legaat werd echter bij het
toesnellen van Marcus Aurelius door zijn aanhangers
verlaten en gedood (175). In hetzelfde jaar
trok de keizerin mee naar Syrie en Egypte, maar op
de terugreis overleed zij plotseling te Halala in
Cappadocië (176), dat tot colonia werd verheven en
de naam Faustinopolis ontving. Marcus Aurelius,
die haar innig beminde, vergoddelijkte haar.
Op basis van de vele munten die haar beeltenis dragen
heeft men de chronologie van talrijke koppen
en borstbeelden die F. voorstellen - in romeinse
musea alleen reeds een dozijn - vast kunnen stellen.
Lit. M. Aurelius in de Scriptores Historiae Augustae. - P. von Rohden (PRE 1, 2313v). B. Felletti Maj (EAA 3, 601-603). - A. Farquharson, Marcus Aurelius. His Life and His World² (Oxford 1952). J. Balsdon, Roman Women. Their History and Habits (London 1962). [A. J. Janssen]