Iulia Domna (159-217), dochter van de syrische zonnepriester Bassianus uit Emesa, zuster van Iulia Maesa en als tweede vrouw van Septimius Severus (keizer 193-201), met wie zij in 185 huwde, eerste van de z.g. syrische keizerinnen; zij was de moeder van de keizers Caracalla en Geta. Als mederegentes door de praefectus praetorio Plautianus uitgeschakeld. verzamelde ἡ φιλόσοφος Ἰουλία wijsgeren, literatoren en geleerden - onder wie Galenus en Philostratus - rond zich, op wie zij grote invloed had. Beschaafd en geestig, paarde zij oosterse lichtgelovigheid aan een helder verstand; haar levenswandel was zedeloos.
Iulia vergezelde haar man op diens veldtochten, o.a. naar Britannia (208-211), en leed zeer onder de tweedracht tussen haar zoons. Sedert 214 verbleef zij veelal in Nicomedia en Antiochië, waar zij zich in 217 na de dood van Caracalla, tijdens wiens veldtochten zij de staatszaken placht te behartigen, liet verhongeren.
Iulia Domna voerde de eretitels Pia Felix Augusta
Mater Augusti (Augustorum) et Senatus et Patriae.
Onder de vele bewaard gebleven borstbeelden en
munten van Iulia kunnen twee typen onderscheiden
worden; het ene geeft haar weer op jeugdige, het
tweede op rijpere leeftijd.
Lit. G. Herzog (PRE. 10, 926-935). R. Calza (EAA 3, 922-924).
- M. G. Williams, Studies in the Lives of Roman Empresses
1. Julia Domna (AJA 6, 1902, 259-305). E. Kornemann.
Grosse Frauen des Altertums (Leipzig 1932). J. Babelon.
Imperatrices syriennes (Paris 1957).