Ariovistus, vorst van de germaanse
Sueben (Caesar,
De bello gallico 1, 31: rex Germanorum). Ca. 71
vC overschreed hij met 15.000 manschappen de Rijn
op uitnodiging van de gallische
Arverni en
Sequanen
en stond dezen bij in hun strijd tegen de gallische
Haeduers,
die hij in 61 versloeg en aan zijn gezag
onderwierp. Voor deze dienst liet A. zich door de
Sequanen belonen met een derde deel van hun gebied.
In 59 sloot hij een vriendschapsverdrag met de
Romeinen en ontving op voorstel van
Julius Caesar,
consul in dat jaar, de eretitel rex et amicus populi
Romani. Toen Caesar in 58 als proconsul van Gallië
de Helvetiërs
verslagen had, wendden gezanten
van bijna alle stammen van Gallië zich tot hem
met het verzoek zijn gezag te gebruiken om A., die
inmiddels aan meer dan 100.000 Germanen woonplaatsen
ten westen van de Rijn had gegeven, te
doen afiien van zijn harde optreden tegen de Haeduers,
officiële bondgenoten van de Romeinen, en
de Sequanen. De fiere Germaan wees echter een
uitnodiging van Caesar tot een onderhoud van de
hand. Een gewapend conflict was niet te vermijden.
Caesar maakte zich meester van de vesting
Vesontio
(Besancon), de hoofdstad der Sequanen, en trok
vervolgens het germaanse leger (ca. 25.000 man)
tegemoet tot in het zuiden van de Elzas. Daar bracht
hij hun, nadat ook een persoonlijk onderhoud met
A. zonder resultaat was gebleven, begin september
58 vC een bloedige nederlaag toe, waarschijnlijk in
de buurt van Rappoltsweiler (Ribeauville) ten noorden
van Colmar. A. ontkwam met slechts enkele
getrouwen, maar stierf kort daarna. Het zou bijna
vier eeuwen duren voordat de Germanen erin slaagden
opnieuw vaste voet in Gallië te krijgen.
Lit. Caesar, De bello gallico 1, 30-54. Cassius Dio 38, 34-50.
- Klebs (PRE 2, 841-845). - E. Koestermann, Caesar und
Ariovist (Klio 33, 1940, 308-334). G. Walser, Caesar und die
Germanen (Historia, Einzelschriften 1, Wiesbaden 1956).
R. Schmittlein, La premiere campagne de Cesar contre les
Germains (Paris 1957). M. Gelzer, Caesar. Der Politiker und
Staatsmann (Wiesbaden 1960) 97-101. [Nuchelmans]