De invasie van de Galliërs

Het lot van Rome dat in deze periode een van de grootste machten was geworden, stond op het punt voor altijd vernietigd te worden in 387 v.C., toen de stam van de Gallische Senones de Appennijnen overstak en zich begaf naar de stad.
Tevergeefs probeerden de Romeinen hen tegen te houden, verschrikt door die woeste baarden, door die helmen met hoorns erop; zij werden gemakkelijk overwonnen, en de Galliërs trokken de stad binnen en verwoestten haar.

Slechts enkele Romeinse soldaten, die zich hadden teruggetrokken op het Capitool (waaraan de legende van de ganzen verbonden is), bleven weerstand bieden.
Na enige dagen moesten de moedige verdedigers van het Capitool, gedwongen door de honger, tot een overeenkomst komen met de Galliërs.
En de overeenkomst was hard: Rome moest haar eigen vrijheid betalen met goud, heel veel goud. Bovendien werd het gewogen met de valse gewichten van de Galliërs, waarop hun commandant, Brennus, zijn eigen zwaard wierp.

Door een toeval kwam toen Furius Camillus, een dappere Romeinse generaal, terug in Rome, nadat hij de verspreide soldaten hadden verzameld. Zij stortten zich als een furie op het plein, bleven voor Brennus staan terwijl zij riepen dat Roma bevrijd zou worden met het zwaard en niet met goud. Dat was de omslag. De Romeinen schepten weer moed, hervatten de strijd en de Galliërs werden met enorme verliezen uit de stad verjaagd.
Hoewel Rome bijna totaal verwoest was, was Roma veilig. Het werd mooier herbouwd door Camillus, die hierom de de Tweede Stichter van Rome werd genoemd.


Vorige Index Volgende