DE MYTHE VAN DE SIBYLLE VAN CUMAE


Het is bekend dat in de antieke wereld veel goden beschikten over zieners, waarzegsters
of  profeten die in de naam van de god orakels of voospellingen deden; de Pythia 
van Delphi is de bekendste. Overal verbreid is  het geloof 
(vooral in verband met buitengewoon oude en beroemde orakels) 
dat, voordat die personen speciale vertolkers waren  geweest 
van het goddelijke woord, uitsluitend vrouwen, geen personen 
om de tijd mee door te brengen, geïsoleerd leefden van  de wereld en weinig 
geneigd waren zich te vertonen aan de vragenden: zij waren de zogenaamde Sibylla's. Als
hij de oude zetel  in afgelegen plaatsen aanwees, verspreid over Klein-Azië, 
Africa en de westelijke kusten van de Middellandse Zee, noemde Varro  er tien: 
in Perzië, in Eritrea (Lydia), op de Hellespont, in Phrygia, in 
Cimmeria, in Libya, in Delphi, op Samos, in Cumae  en in Tibur. Er is ook 
gedacht dat het in werkelijkheid ging om een enkele Sibylle, onsterfelijk, 
die zich naar verschillende  streken verplaatste.
De Sibylle van Cumae is, hoe het ook zij, een van de half-mythische, complexere en fascinerende figuren die uit de Latijnse literatuur naar voren komen, ook als de 1e vermelding pas komt bij een Griekse auteur van de IIIe eeuw v.C, Lycofroon. Zij verschijnt indirect al in de VIe eeuw v.C. toen Tarquinius Priscus volgens een bevestigde traditie uit haar handen een bijzondere verzameling van orakels kreeg, opgesteld in Griekse hexameters op palmbladeren, de Libri Sibillini.
Hoedanig de oorsprong ook was, zeker is dat die boeken een van de belangrijkere onderdelen van de Romeinse archaïsche godsdienst vormden, zozeer dat zij alleen in geval van uiterste nood geraadpleegd werden m.b.t. de signa en prodigia die de preciese wil van de goden kunnen laten zien. Die orakels kunnen alleen geraadpleegd worden door leden van een bijzonder priestercollege, oorspronkelijk bestaande uit twee, later 10 en tenslotte 15 leden (de zogenaamde Quindecemviri)) die, inderdaad behalve de librorum sibyllinorum antistes, grondwettelijk verbonden waren aan de cultus van Griekse origine (in het bijzonder die van Apollo) en achtereenvolgens, aan de controle van oosterse godsdiensten. De boeken, vanaf het begin in de tempel van Iupiter Capitolinus bewaard, zijn in de brand van het Campitool in 83 v.C vernietigd. Nochthans zijn ze later gereconstrueerd dankzij de verzameling van de orakels bewaard in heel Griekenland en Asia Minor en vervolgens door Augustus gelegd in de tempel van Apollo op de Palatijn naast het keizerlijk paleis. Daar bleven ze tot aan de IVe eeuw n.C, toen zij door generaal Stilicho zijn vernietigd.
De overlevering die de Sibylle van Cumae toont als schrijfster van de Libri Sibillini, vindt verificatie in het feit dat het gebied van Cumae zetel is van orakels sinds lange tijd. Het is misschien meer op grond van die lokale traditie over de veronderstelde Cumaanse oorsprong van de Libri dat Vergilius in boek VI van de Aeneis de geweldige figuur beschrijft van de Sibylle, waardige priesteres van Apollo en van Hecate Trivia, bewaarder van de goddelijke orakels en van de poorten van Hades. Aan Aeneas die bij de kust van Cumae van boord ging en tenslotte weer aan boord ging, toont zij de toekomst, maar ook de afgronden van de Tartarus.
De Sibylla van Cumae brengt Aeneas naar de poorten van Hades.
Miniatuur van de zuidelijke school voor het VIe boek van de Aeneis.
Ms. Membr. IV E 6 (XV sec.).
Napoli Biblioteca Nazionale Vittorio Emanuele III.
Bij de dichters na Vergilius maakt de eenzame, oude grandeur van de Sibylle plaats voor bijgelovige en soms volkse elementen. Propertius, Ovidius en Lucanus schetsen de figuur van de longaeva Sibylla met 1000 levensjaren, terwijl het Satyricon van de spottende Petronius een afgeleefde Sibylla beschrijft die, overeenkomstig de getuigenis van Servius, Apollo onsterfelijk heeft gemaakt, maar niet eeuwig jong: zij roept, teruggebracht tot een klein wezen opgesloten in een fles, (in het Grieks) de dood op. In de tijd van Statius werd de raadpleging van het orakel in Cumae geheel en al opgegeven en van haar beeld bleef niets anders dan een abstract symbool van Cumae. Als met het einde van de orakels de heidenen hun Sibylle ontkennen, is zij nochthans reeds vanaf de IIe eeuw v.C. opgenomen in de Hebreeuwse traditie, die het gebruik van de orakels herstelde en uiting gaf aan deSibyllijnse Orakels waarin het einde van Roma en van de corrupte keizerlijke macht was aangekondigd. Dank zij die bemiddeling herstelden de Christenen de Cumaanse Sibylle uit de vergetelheid door onder haar naam duistere visioenen over de toekomst die, uitmondend in de Oracoli Sibillini, het leven gaven aan de Christelijke Sibyllijnse Orakels. In dit klimaat onthulden Christelijke schrijvers als Lactantius, Eusebius van Caesarea dat de IVe ecloga van de Bucolicae van Vergilius, waarin de Sibylle van Cumae het begin van een nieuw tijdperk (dat van Augustus) aankondigt en de wonderlijke geboorte van een goddelijke jongen (Octavianus), in werkelijkheid gelezen kan worden als aankondiging van het Christendom. De stem van het oude orakel van Cumae begint deel uit te maken van de profeten die het Christelijk tijdperk en het einde van de tijden zullen aankondigen, zoals in de XIIIe eeuw Tommaso da Celano zal vermelden in de eerste verzen van zijn bekende poetische lied: Dies Irae, dies illa, teste cum David et Sibylla.