Aquila, eigennaam van:
(1) Aquila (Ἀκύλας), jood uit
Pontus, die met zijn vrouw
Prisca of Priscilla te Rome woonde en tijdens de jodenvervolging
onder keizer Claudius
naar Corinthe
uitweek; waarschijnlijk waren beiden toen al christen.
In elk geval hadden zij contact met
Paulus
(Hand 16,19; 18,2v. 18-26; Rom 16,3-5; 1Cor 16,19;
2Tim 4,19). Later keerden zij weer naar Rome terug.
Uit de inhoud van Paulus' vele groeten aan A.
en Priscilla blijkt, welke grote verdiensten zij zich
voor het jonge christendom verworven hadden.
[v. d. Born]
(2) Aquila, een Griek uit
Sinope in Pontus, die leefde in
de 2e eeuw nC. Hij was proseliet van het jodendom
geworden en volgens sommige berichten zou hij
daarvóór christen zijn geweest. Zijn naam is verbonden
aan een nieuwe vertaling van het OT uit het
hebreeuws in het grieks, met de bedoeling de tekst
meer met de oorspronkelijke in overeenstemming te
brengen dan de LXX. Van de vertaling van A. zijn
slechts fragmenten bewaard gebleven, waaruit blijkt
dat hij streefde naar een letterlijk weergeven van
het hebreeuwse idioom in het grieks.
Lit. J. Reider, Prolegomena to a Greek-Hebrew and Hebrew-Greek
Index to Aquila (Philadelphia 1916). A. E. Silverstone,
Aquila and Onkelos (Manchester 1931). P. Katz/J. Ziegler,
Ein Aquila-index in Vorbereitung (VT 8, 1958, 264-285). D.
Barthelémy, Les devanciers d'Aquila (VTS 14, 1963). [Beek]