Gregorius I, de Grote, ca. 540 - 604; paus van 3 september 590 - 12 maart 604 (als heilige vereerd).
Hij was de tweede en laatste paus in de kerkgeschiedenis - na Leo I (440 - 461) - die 'de Grote' wordt genoemd. Hij was de eerste monnik en een van de meest invloedrijke schrijvers op de pauselijke troon. Zijn Regula Pastoralis dat het bisschopsambt omschreef als herder van zielen, werd het handboek voor middeleeuwse bisschoppen. Hoewel nog maar een jonge diaken ten tijde van de dood van Pelagius II werd hij unaniem tot paus gekozen. Maar Gregorius schreef onmiddellijk aan de keizer en vroeg hem zijn goedkeuring aan de keuze te onthouden omdat hij die verkiezing noch gezocht noch gewild had. Gregorius hield zich bezig met een intensieve pastorale zorg voor de door de pest getroffen inwoners van Rome. Maar nadat de keizerlijke goedkeuring was gekomen, aanvaardde hij onder protest de wijding tot bisschop van Rome.
Zijn eerste brieven onthullen hoe ongelukkig hij ermee was dat hij gedwongen was geweest het contemplatieve leven op te geven voor de aanvaarding van de zware verantwoordelijkheden van het pausschap. Die verantwoordelijkheden waren inderdaad veel zwaarder dan gewoonlijk vanwege de algehele ineenstorting van de maatschappelijke orde in die tijd. Gregorius zag zichzelf volledig betrokken bij zowel tijdelijke en politieke zaken als bij geestelijke en kerkelijke aangelegenheden. (Hij was stadsprefect geweest voordat hij al zijn bezittingen verkocht, de opbrengst aan de armen gaf en zijn huis in een klooster veranderde.) Onmiddellijk organiseerde hij de voedseldistributie onder de armen en reorganiseerde hij de pauselijke gebieden in Italië, Sicilië, Dalmatië, Gallië en Noord-Afrika om de voorraden te vergroten. Hij moedigde elke bestuurder op de pauselijke landerijen aan 'zorg te hebben voor de armen' en 'niet zozeer de wereldlijke belangen van de kerk te bevorderen maar de nood van de behoeftige te lenigen'. Hij benadrukte dat hij niet zijn eigen bezit uitdeelde, maar bezit dat rechtens de arme toebehoorde, oorspronkelijk gegeven door Petrus, die via Gregorius voor zijn kudde bleef zorgen.
Toen de keizerlijk exarch (onderkoning) in Ravenna niet in staat bleek iets te doen tegen de dreiging van de Langobarden, nam de paus de leiding en sloot een bestand met de hertog van Spoleto. Toen de exarch het bestand brak en de Langobarden naar Rome optrokken, redde Gregorius de stad door de koning van de Langobarden om te kopen en hem jaarlijkse belastingen te beloven. Gregorius werd zichtbaar zowel de geestelijke als de wereldlijke bestuurder van Rome. Hij onderhandelde over verdragen, betaalde de troepen en stelde generaals en bestuurders aan. Tegelijk besteedde hij ook veel zorg en aandacht aan de noodzakelijke hervorming van het kerkelijk bestuur. Hij voerde bijvoorbeeld een uitgewerkte gedragscode in voor de verkiezing en het optreden van bisschoppen in Italië en benadrukte het priesterlijk celibaat. Ook bereikte hij betere verhoudingen met de kerken van Spanje en Gallië. Toen hij ontdekte dat de Angel-Saksische invallers niet door de inlandse clerus van Brittannië waren gekerstend, stuurde hij in 596 Augustinus (later 'van Canterbury' genoemd) met veertig andere monniken naar Engeland en verleende hem later het pallium als aartsbisschop van de Angelen.
Zijn verhoudingen met het oosten waren ingewikkeld door de aanwezigheid van de keizer aan wie hij als paus ondergeschikt was. Gregorius moest zich herhaaldelijk voegen naar de keizer, zelfs in aangelegenheden van kerkelijk bestuur. Maar de paus bleef de nadruk leggen op het pauselijk primaat en de rol van de zetel van Rome als hof van appèl, zelfs voor het oosten. Het conflict met de patriarch over het gebruik van de titel 'oecumenisch patriarch' duurde het hele pontificaat van Gregorius voort. Gregorius benadrukte dat er geen universeel primaat in de kerk bestaat, ook niet voor de paus, en dat zijn eigen aanspraak op primaatschap nederigheid vereiste. Inderdaad sprak hij voortdurend over zichzelf als de 'dienaar der dienaren Gods'. Vanuit zijn eigen monastieke achtergrond was Gregorius een krachtig bevorderaar van het kloosterleven en de liturgie, in het bijzonder van de liturgische muziek. Zijn naam werd zelfs zo nauw verbonden met de eenstemmige zang, dat het bekend werd als Gregoriaanse zang. Gezegd wordt dat een aantal gebeden uit de eucharistie kunnen worden toegeschreven aan Gregorius, zoals de prefaties van Kerstmis, Pasen en Hemelvaartsdag. Ook wordt de opname van het 'Onze Vader' in de eucharistie aan hem toegeschreven. Zijn steun aan kloosterleven en monniken leidde echter tot verdeeldheid in de gelederen van de Romeinse clerus. Een verdeeldheid die vele jaren zou duren en van invloed zou zijn op verschillende opeenvolgende pauskeuzen met kiezers verdeeld in pro-Gregoriaanse en anti-Gregoriaanse krachten, ofwel in een pro-monastieke en een pro-diocesane clerus.
Zijn geschriften waren meer praktisch dan theoretisch van aard en weinig oorspronkelijk.
Maar hij was zo goed in het samenvatten van teksten, met name van het
werk van Augustinus van Hippo (gest. 430), dat hij evenals Ambrosius, Augustinus en
Hiëronymus de titel van kerkleraar kreeg. Nog tijdens zijn leven werd zijn Liber regulae
pastoralis vertaald in het Grieks en het Angel-Saksisch. Hierin geeft hij een visie op
pastorale zorg die aangepast is aan de behoeften van mensen en geworteld is in persoonlijk
voorbeeld en prediking met een zuiver evenwicht tussen de contemplatieve
en actieve aspecten van het ambt. In vier boeken behandelde hij het type mens en de
motieven die nodig zijn voor pastorale dienst, de deugden waarover een pastor moet
beschikken, de manier van preken voor veel verschillende typen mensen en de noodzaak
voor een pastor zijn eigen geweten te onderzoeken. De Dialogen beschrijven de
daden en wonderen van Italiaanse heiligen, speciaal van Benedictus van Nursia (gest. ca.
547). Een van zijn doelstellingen was de mensen te bemoedigen in het dragen van de
beproevingen van het aardse leven als voorbereiding op het toekomstige eeuwig
leven. Zijn Veertig preken over de Evangeliën zijn voorbeelden van zijn voor het volk
verstaanbare manier van preken, het vertellen van verhalen bestaande uit een mengeling
van doctrinaire en bijbelse teksten. En zijn Homilieën over Ezechiël zijn voorbeelden
van een meer wetenschappelijke verhandeling voor clerici en monniken. Zijn
Moralia, een mystieke en allegorische verhandeling over het boek Job, was eeuwen
later een invloedrijke spirituele tekst. Thomas van Aquino (gest. 1274) citeert hem bijvoorbeeld
374 maal in het tweede deel van zijn Summa Theologica. De eigen spiritualiteit
van Gregorius werd gekenmerkt door een duidelijke verwachting van het spoedige
einde van de wereld, die wellicht werd versterkt door zijn slechte gezondheid, die
hem gedurende zijn hele ponfificaat parten speelde. Hij werd zo geplaagd door jicht,
dat hij op het eind van zijn leven niet meer kon lopen. Jammerlijk genoeg raakte
Rome onder weer een nieuwe belegering opnieuw in de greep van de honger. In hun
wanhoop keerden de Romeinen zich toen tegen de paus die zoveel voor hen had
gedaan. Hij stierf op 12 maart 604 en werd begraven in de Sint-Pieter. Zijn grafsteen
draagt als opschrift 'consul van God'. Feestdag: 3 september.