Tutanchamon (egyptische naam Twt-'nh-'imn, 'aangenaam
is het leven van Amon'), koning van het
einde van de 18e dynastie. Zijn intronisatienaam
was Nb-hpr.w-R', in spijkerschrift Nib-huru-riya
('Rë is de eigenaar van de metamorfosen'). Zijn bekendheid
heeft T. te danken aan het feit dat zijn
graf in de Vallei der Koningen (nr. 58, later 62)
door Howard Carter op 4-11-1922 ongeschonden
ontdekt werd (geopend op 24-11-1922) en een ontzaglijke
rijkdom bevatte aan geraffineerde en kostbare
kunstvoorwerpen en juwelen, o.a. een lijkkist
van massief goud (225 kg) en een gouden masker.
Met de fondsen verstrekt door Lord Carnarvon had
de archeoloog sinds 1917 jaarlijkse campagnes ondernomen
op zoek naar dit graf.
Bij gebrek aan inscripties van biografische aard tast men in het duister naar de verhouding van T. tot zijn voorgangers. Van de verschillende geopperde hypothesen lijkt de waarschijnlijkste te zijn at hij de zoon was van Amenhotep III en Teye, en bijgevolg een jongere broer van Amenhotep IV (Echnaton) en Smenchkarë, diens vermoedelijke mederegent.
Er wordt vrijwel algemeen aangenomen dat T.
koning werd in zijn 9e levensjaar en slechts 18 jaar
oud werd (ca. 1354-1345). Onder de naam Tutanchaton,
die hij aanvankelijk droeg, huwde hij zijn
nicht, de derde dochter van Echnaton, Anchasenpaaton
('zij moge leven voor de zonneschijf'). Onder
de druk van de Amon-priesters moest het jonge
koningspaar Achetaton verlaten en naar
Thebe terugkeren.
Zij wijzigden hun naam in T. en Anchasenamon.
T. herstelde de oude cultus van de goden,
opende hun tempels, organiseerde opnieuw hun
priestercolleges en deed hun rijke schenkingen. Het
desbetreffende restauratie-decreet, dat op een in de
tempel van Karnak opgestelde stèle gebeiteld was,
werd door Horemheb geüsurpeerd (ANET 251v).
Ditzelfde gebeurde vermoedelijk, geheel of ten dele,
met de fraaie reliëfs op de zijmuren van de grote
kolonnade van Amenhotep III in de tempel van Luxor
(afb. 85, G), waarin T. nog in de Amarna-stijl
een levendige schildering liet aanbrengen van het
feest van Opet, tijdens hetwelk Amon van Karnak
zijn jaarlijks bezoek brengt aan zijn 'zuidelijke harem'.
Een merkwaardige episode volgde na het einde van T .s regering. In het koninklijk archief van Bogazköy bewaren de Annalen van Suppiluliumas, opgesteld onder zijn zoon Mursilis, de tekst van twee brieven waarin een egyptische koningin-weduwe de hethitische vorst om een zoon als echtgenoot en troonopvolger vraagt. Na lange onderhandelingen zond men een prins, doch deze werd, vóór of na zijn aankomst in Egypte, vermoord. De hethitische koning viel daarop Egypte aan (ANET 319; 395, 4).
De naam van de egyptische vorst die vermeld wordt,
toont duidelijk dat deze brief van koningin Anchasenamon
stamde. T. werd opgevolgd door de 'godsvader'
Eye, die misschien reeds zijn mederegent was.
Lit. Drioton/Vandier 247-249, 384-386. Gardiner, Egypt of the Pharaohs
(Oxford 1961) 235-239, 241. H. Carter, The Tomb of Tut-Ankh-Amen
1-3 (New York 1923-1933). Christiane Desroches-Noblecourt,
Vie et mort d'un pharaon. Toutankhamon (Paris z.d.
(1963)). R. Hari, La succession de T.
(Bulletin de La Société Française
d'Egyptologie 82, 1978, 8-21). J. Vergote, Toutankhamon dans
les archives hittites (Uitgaven Nederlands Historisch-Archaeologisch
Instituut te Istanbul 12, Istanbul 1961).
Platenmateriaal: LE. Edwards, Tutankhamun, His Tomb and its
Treasures (New York 1976).
Recente onthullingen over de ontdekking van het graf: Th. Hoving,
Tout-Ankh-Amon. Histoire secrète d'une découverte (Paris 1979).
[Vergote]