Onze indeling van de egyptische gechiedenis,
van Menes tot Darius, in 31 dynastieën is ontleend
aan de Aegyptiaca van Manetho van Sebennytus.
Deze egyptische priester, tijdgenoot van
Ptolemaeus II Philadelphus, verdeelde de koningen
in groepen, vermeldde hun residentie en, voor elk
van hen, het getal regeringsjaren. Zijn werk werd
door de egyptologen geconfronteerd met de z.g. koningslijsten,
die op bevel van de farao's van het
Nieuwe Rijk werden aangelegd. Een daarvan werd
uit de 'koningskamer' van de feestzaal van Thutmosis
III te Karnak door Prisse d' Avennes naar het Louvre
te Parijs gebracht; een tweede bevindt zich in de
dodentempel van Seti I te Abydus; een derde werd te
Sakkara ontdekt in het graf van Tener (Tunroi), uit
de tijd van Ramses II. Voor de historische reconstructie
worden voornamelijk de lijsten van Abydus
en Sakkara gebruikt, samen met de 'konings-papyrus'
die door Drovetti aangekocht werd en sinds 1823 in
het Museum te Turijn bewaard wordt. Deze papyrus,
die helaas zeer fragmentarisch is, vermeldt de regeringsjaren
van de vorsten en verdeelt sommigen
in groepen, waarvan de jaren worden samengeteld.
Hieruit blijkt dat Manetho's werk op een soortgelijk
egyptisch document moet steunen. Zie ook Palermo-steen.