Chauci

kaartChauci, aanzienlijke germaanse stam tussen Eems en Elbe, door de Weser verdeeld in Chauci maiores en minores, door Tacitus (Germania 35) populus inter Germanos nobilissimos genoemd. De C. werden volgens Livius (Periocha 140) in 11 vC door Drusus onderworpen; afhankelijk van Rome werden ze in elk geval in 5 vC door Tiberius.

In de oorlog tussen Germanicus en Arminius (15-16 nC) steunden zij de Romeinen, maar na de opstand der Friezen in 28 werden zij weer zelfstandig. Onder aanvoering van de Cananefaat Gannascus plunderden chaucische zeerovers in 47 de gallische kust. Zij werden door Corbulo verjaagd, maar toen deze zich gereed maakte om hun land binnen te vallen, werd hij door keizer Claudius teruggeroepen. Tijdens de bataafse opstand steunden de C. Civilis tegen de Romeinen. Ca. 170 plunderden zij opnieuw Gallië, maar de legaat van Belgica, Didius Iulianus, verdreef hen. Met deze rooftochten is moeilijk de vreedzaamheid te rijmen, die Tacitus (Germania 35) hun toeschrijft.

Plinius (Naturalis Historia 16, 2-4) beschrijft hun miserabele levensomstandigheden aan de kust van de Waddenzee. In de 4e eeuw verdween hun naam.

Bij Claudianus zal C. wel niet veel meer zijn dan een poëtische reminiscentie, terwijl ook het voorkomen van de naam op de Tabula Peutingeriana en bij Iulius Honorius oudere bronnen weerspiegelt. In hoeverre de C. een rol hebben gespeeld bij de vorming van de grote stam der Saksen, is niet duidelijk. Het is echter niet waarschijnlijk dat de vorming van hen is uitgegaan en dat zij er het hoofdbestanddeel van uitmaakten.


Lit. L. Schmidt, Geschichte der deutschen Stamme. Die Westgermanen 1² (München 1938) 33-37. E. Schwarz, Germanische Stammeskunde (Heidelberg 1956) 119v. B. H. Stolte, Het probleem van de Saksen (Ann. Thijmgenootschap 53, 1965, 12-25). [Stolte]


Kaart