Marcianopolis (Μαρκιανοῦ πόλις), stad in
N.O.Bulgarije, hoofdstad van de provincie Moesia Inferior, nu Reká Dévnja. M. werd door keizer Trajanus gesticht 18 mijl ten westen van
Odessus en naar zijn zuster Marcia genoemd. Midden in M. waren
karstbronnen waarvan de stroom 'potamus' (=rivier) heette. De bevolking
bestond uit gehelleniseerde mensen uit Klein-Azië; de ambtelijke taal was
Grieks. In de godsdienst werden hoofdzakelijk griekse en oosterse goden
aanbeden, maar ook waren er thracische elementen in de grafinscripties.
Rond 238 nC werd M. door de Goten overvallen en geplunderd. Een 2e beleg
werd 10 jaar later afgeslagen. De bloei van M. viel in de 4e eeuw nC,
o.a. omdat keizer Valens in 367-369 nC daar geresideerd heeft. In 378
werd de comes Lupicinus door de Goten vernietigend verslagen. In het begin
van de 5e eeuw had M. een wapenfabriek. De stad werd in 447 door Attila
aangevallen; Theodorik bleef er in 477 een tijdje. Nadat de stad door
Iustinianus verwoest was, werd hij weer opgebouwd en versterkt; later werd M. een bisschopszetel. Rechtsboven een munt van Marcianopolis uit ca. 245 nC: links Philippus Arabs en Otacilia Severa, rechts Sarapis met scepter.
Lit. Fluss (PRE 14 1505-1511). - V. Velkow, Die thrakische und dakische Stadt in der Spätantiken (Sofia 1959) 84evv.