Mari is de oude naam van een stad aan de Eufraat
11 km bovenstrooms van Abu Kemal, nu 2,5 km
van de rivier, bij de syrisch-iraakse grens. De moderne
naam is Tell Hariri. De uitgestrektheid is ca.
1000 x 600 m. Sedert 1933 heeft A. Parrot hier met
onderbrekingen een reeks opgravingscampagnes
ondernomen, die vooral een reeks tempels en paleizen
van de vroegdynastieke tot de oudbabylonische
tijd hebben opgeleverd.
(I) Geschiedenis. De sumerische koningslijst kent een dynastie van M. met 6 koningen in 136 jaar, van wie de eerste een zekere Ilsu was; over de andere koningen van deze dynastie is niets bekend. Wel hebben de opgravingen wijbeelden aan het licht gebracht van andere vroegdynastieke koningen, met inscripties in het akkadisch.
Sargon van Akkad noemt M. als deel van zijn rijk. Enige wijinscripties van dochters van Naramsin zijn in M. gevonden, doch een vorst van M. zou hebben deelgenomen aan een opstand tegen Naramsin. De positie van M. tijdens Ur III is niet erg duidelijk. Er is een afschrift bekend van een inscriptie van een dochter van een koning van M. die gehuwd was met een zoon van Urnammu; het is niet duidelijk of M. later tot de vazalstaten van Ur III behoorde. Vermoedelijk uit de tijd na Ur III kennen wij bouwinscripties van een reeks van vorsten die het heiligdom van Dagan herbouwden met de tempels in de omgeving daarvan. De dynastie van Isin zou uit M. kunnen stammen.
In M. zelf vinden wij in de oudbabylonische tijd een amoritische dynastie, van wie wij Iagitlim, Iahdunlim en Zimrilim als vorsten van M. kennen uit de paleisarchieven. Ook Sumuiaman zou tot deze dynastie kunnen behoren, vlak voor de assyrische overheersing. Tussen Iahdunlim en Zimrilim heerste nl. in M. als vazal van zijn vader Samsiadad I Iasmahadad, de jongere broer van Ismedagan van Assyrië. De eveneens amoritische dynastie van Samsiadad had zich eerder vastgezet in Terqa, dat echter reeds onder Iahdunlim tot het rijk van M. behoorde. Misschien zijn beide dynastieën niet meer dan de elkaar vijandige takken van één familie. De details van de intriges zijn nog niet duidelijk. Zimrilim verbleef tijdens de regering van Iasmahadad in Aleppo, kon echter na de dood van Samsiadad terugkeren, waarna er een fase van wisselende coalities volgde met Zimrilim als hoofd van een belangrijke groep vazallen tot in Boven-Mesopotamië, tot Hammurabi tenslotte M. eerst veroverde en tenslotte verwoestte. Pas in de nieuwassyrische tijd was er in M. weer enige bewoning, zoals blijkt uit een begraafplaats.
(II) Archeologie. Archeologisch gezien is het grote
paleis van M. de meest belangrijke vondst. Zich
uitstrekkend over 200 bij 120 m, met op sommige
plaatsen nog metershoge muren en met tal van belangrijke
architectonische details, toont het duidelijk
de tekenen van een gestage groei tot het aan het
einde van de regering van Zimrilim verwoest werd.
Onder een deel van het paleis is de aanwezigheid
vastgesteld van een vroegdynastiek paleis, dat twee
duidelijk te onderscheiden bouwfasen vertoont met
hetzelfde grondplan.
Naast het paleis werd een ziqqurrat van Dagan gevonden
met tempel die met de lange zijde tegen de
ziqqurrat was gebouwd. Dit complex ligt over een
vroegdynastieke tempel, die zelf weer bestanddeel
is van een hele groep vroegdynastieke heiligdommen.
Dit hele complex viel ten offer aan een nog
niet goed te dateren verwoesting. Een tempel van
Istar lag aan de westzijde van de stad.
Lit. Sedert 1935 regelmatige verslagen in Syria door A. Parrot.
Van de definitieve publicatie zijn vier delen in zes banden
verschenen (Parijs 1956vv). Vgl. R. S. Ellis, Bibliography
(Wiesbaden 1972) 52v. - Teksten zijn gepubliceerd in Syria
en in de serie Archives Royales de M. Twee belangrijke bundels
artikelen: Studia Mariana, ed. A. Parrot (Leiden 1950)
en J. P. Kupper ed., La civilisation de M. (XVe Rencontre
Assyriologique;Paris 1967). [van Driel]