Ephorus (Ἔφορος) griekse schrijver (ca. 400-330 vC). Betrouwbare biografische gegevens ontbreken bijna volledig; ook de antieke traditie die hem, evenals Theopompus, als een leerling van Isocrates beschouwde, is niet bewijsbaar, hoewel waarschijnlijk.
Van zijn werk zijn slechts fragmenten bewaard. We
kennen vier geschriften: Περὶ λέξεως (een traktaat
over de stijl), Περὶ εὑρημάτων (over allerlei uitvindingen),
Ἐπιχώριος, (sc. λόγος) een geschiedenis van
zijn geboortestad Cyme in Klein-Azië, en het belangrijkste,
Ἱστορίαι (titel onzeker) in dertig boeken,
vooral bekend door fragmenten bij
Diodorus Siculus,
die voor zijn boeken 11 tot 16 een ruim gebruik
maakte van Ephorus' werk, en bij
Strabo. E. behandelde
de griekse geschiedenis vanaf de verovering
van de Peloponnesus door de Doriërs (de z.g.
terugkeer der
Heracliden)
tot in zijn eigen tijd
(eindpunt: de belegering van Perinthus door
Philippus
van Macedonië in 341 vC). Hoewel literair
niet hoog aangeschreven wegens de matte stijl, vertoont
zijn werk vanuit historiografisch oogpunt verscheidene
interessante aspecten. Naar het getuigenis
van Polybius (5,33)
was E. de eerste die een 'universele'
geschiedenis had geschreven; in feite nam
E. t.o.v. het wereldgebeuren een uitgesproken grieks
standpunt in en moet zijn werk veeleer beschouwd
worden als een geschiedenis van het griekse volk in
het moederland en in de kolonies; daarenboven bezat
E. geen breed inzicht in de samenhang van de
wereldpolitiek. Bij de schikking van zijn materiaal
ging hij niet annalistisch te werk, maar groepeerde
de feiten 'kata genos' (Diodorus Siculus 5, 1,4), wat
waarschijnlijk wijst op een indeling naar geografische
gebieden. Men treft bij E. belangrijke historisch-kritische
principes aan: hij beklemtoont de
grote betekenis van de autopsie (fragment 110) en
sluit principieel de 'mythische' periode van zijn
werk uit om vooral aandacht te besteden aan het
eigentijdse gebeuren. Door zijn moraliserende bedoeling
is E. een typische vertegenwoordiger van de
vierde-eeuwse geschiedschrijving, die sterk de invloed
onderging van de toenmalige ethiek en retoriek.
E. moet in dit opzicht beschouwd worden als
een geestverwant van Isocrates, die o.m. het verband
releveerde tussen het zedelijk gedrag van de
volken en hun op- en neergang in de geschiedenis
(bv. Areopagiticus 5-8).
Lit. Fragmenten bij F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen
Historiker 2A en 2C (Berlin 1926 - Leiden 1961-1963)
no. 70. De fragmenten uit Περὶ λέξεως ook bij L.
Radermacher, Artium scriptores. Reste der voraristotelischen
Rhetorik (Wien 1951) 195-197. - E. Schwartz (PRE 6, 1-16
- Griechische Geschichtsschreiber, Leipzig 1957, 3-26). A.
Momigliano, La storia di Eforo e le Elleniche di Teopompo
(Rivista di Filologia e di Istruzione Classica 63,
1935, 180-204). G. L. Barber, The Historian E. (Cambridge
1935). R. Drews, E. and History written
κατὰ γένος(Am.
Journ. of Philology 84, 1963, 244-255). [Verdin]