Hermas (Ἑρμᾶς), christelijk auteur uit Italië, midden 2e eeuw nC, stelde ca. 140 à 150 een werk samen getiteld Ποιμήν (Pastor, Herder) naar de gestalte die in het grootste gedeelte optreedt Het geschrift, een apocalyps naar joods voorbeeld (vooral 4Es), heeft in verschillende kringen kanoniek aanzien genoten (Irenaeus, Clemens van Alexandrië, Tertullianus, Origenes). Volgens het Fragmentum Muratorianum behoorde de Pastor niet tot de profetische en apostolische geschriften, omdat H., broeder van de bisschop van Rome, Pius, het werk kort geleden in Rome zou hebben geschreven (als argumenten voor deze datering voert men ook het ontbreken van sporen van gnosticisme en montanisme aan, alsmede het feit dat het monarchisch episcopaat er geen rol speelt). De schrijver is zeker niet de H. van Rom 16, 14 zoals Origenes aannam.
Het werk (in 3 onvolledige griekse handschriften bewaard; verder volledig in 2 latijnse vertalingen, uit de 2e, resp. 4e-5e eeuw, en in een dikwijls zeer vrije ethiopische vertaling) bevat voornamelijk een verkondiging van de boete aan de zondige christenen.
Het bestaat uit 5 visioenen (visiones), 12 geboden
(mandata) en 10 gelijkenissen (similitudines). Deze
indeling beantwoordt niet steeds aan de inhoud. Men
heeft de veronderstelling geuit op grond van de
weinig homogene tekst dat de publicatie in gedeelten
zou hebben plaatsgehad. Volgens een recente studie
van Giet zijn er 3 auteurs: H. zou vis. 1-4 hebben
geschreven, een andere auteur sim. 9, en een derde
met joods-christelijke en adoptianistische neigingen
mand. 1-12 en sim. 1-8 en 10. Het hoofdthema is de
verkondiging van boete: tot een bepaald tijdstip vóór
de wederkomst van de Heer kunnen alle na de doop
begane zonden vergeven worden; indien men echter
na de boete weer zondigt zal men moeilijk gered
kunnen worden. In details zijn er verschillende onduidelijkheden.
H. spreekt van de Zoon van God als
heilige geest, ook noemt hij hem de hoogste engel.
De schrijver moet een eenvoudig man uit het volk
geweest zijn. Zijn stijl is volks van karakter, ietwat
breed en monotoon. Opvallend zijn een aantal latinismen
(een weerspiegeling van tweetaligheid?). Op
grond van de sterke bijbelse invloeden (vooral uit
het OT) heeft men ten onrechte wel verondersteld
dat H. van joodse origine zou zijn.
Lit. Uitgaven: M. Whittaker, GCS 48 (Berlin 1956). R. Joly,
SC 53 (Paris 1958). - R. Reitzenstein, Poimandres (Leipzig
1904). G. Bardy, Le Pasteur d'H. et les livres hermétiques
(RB, N.S. 8, 1911, 391-407). R. van Deemter, Der Hirt des
H., Apokalypse oder Allegorie? (Delft 1929). Aoke v. Ström,
Der Hirt des H., Allegorie oder Wirklichkeit? (Leipzig 1936).
G. J. M. Bartelink, Lexicologisch-semantische studie over de
taal van de Apostolische Vaders (Utrecht 1952). J. Grotz, Die
Entwicklung des Buszstufenwesens in der vornicänischen
Kirche (Freiburg 1955). P. Knorz, Die Theologie des Hirten
des H. (Heidelberg 1958). S. Giet, H. et les Pasteurs (Paris
1963). L. Pernveden, The Concept of the Church in the
Shepherd of H. (Lund 1966).
[Bartelink]