Melete (μελέτη, 'oefening') noemden de Grieken (vanaf de 4e eeuw vC?) een redevoering over een gefingeerd thema waarmee leerlingen zich tijdens de laatste fase van het retorica-onderricht voorbereidden op het houden van echte redevoeringen. Van deze oefenstukken als zodanig zijn geen specimina bewaard gebleven. Van de aard der gekozen onderwerpen en van de voorschriften waaraan deze schoolvoordrachten moesten voldoen kunnen we ons evenwel een goed idee vormen uit de bewaard gebleven meletai die retorica-leraren hun leerlingen als modellen voorhielden en in handboeken der welsprekendheid of anderszins publiceerden. Het oudste voorbeeld daarvan zijn de drie Tetralogieën die op naam van Antiphon zijn overgeleverd; tot op zekere hoogte kunnen ook Gorgias' Helena en Palamedes en Isocrates' Busiris en Helena ertoe gerekend worden. Uit de late keizertijd bezitten we zulke model-meletai van de hand van Libanius en Himerius.
Inmiddels had zich echter in de hellenistische tijd
een merkwaardige ontwikkeling voorgedaan: de m.
was naast schoolbezigheid ook tot een literair genre
geworden. Toen het gewijzigde politieke bestel de
mogelijkheden om echte politieke en gerechtelijke
redevoeringen te houden sterk beperkte, richtten de
retoren hun belangstelling steeds meer op de lofrede
en de pronkrede. Kon eerstgenoemde nog enig
contact met het praktische leven bewaren, degenen
die zich op de tweede toelegden kozen uit de gefingeerde
themata der meletai bij voorkeur de
meest buitenissige en verloren zich weldra in een
retorisch spel dat in geen enkele betrekking tot de
actualiteit meer stond en nog slechts diende tot demonstratie
van eigen technische virtuositeit en tot
divertissement van het publiek. Deze ontwikkeling
bereikte haar hoogtepunt in de
tweede sofistiek
(2e-4e eeuw nC), toen redenaars stad en land afreisden
om als 'conférencier' op te treden; velen
van hen hadden ook meletai op hun repertoire.
Onder de werken van Herodes Atticus,
Aelius Aristides, Favorinus, Lesbonax, Lucianus en Polemon
van Laodicea zijn enkele tientallen staaltjes
tot ons gekomen. De meeste zijn voor de moderne
lezer zonder meer onverteerbaar, slechts enkele
wekken bewondering om de knappe wijze waarop
de auteur zich heeft ingeleefd in historische situaties.
Begrip voor het verschijnsel van de pronk-m. is alleen
mogelijk indien men de belangrijke rol in het
oog houdt die het niet op de praktijk gerichte retorica-onderricht
speelde in de opvoeding van jeugd
en volwassenen gedurende de eerste eeuwen nC. De
invloed van deze levensvreemde welsprekendheid
zowel op de literatuur als op het hele denken van die
tijd wordt gemakkelijk onderschat.
De Romeinen namen de praktijk van de meletai in
beide functies van de Grieken over; ze werden door
hen declamationes genoemd.
Lit. W. Morel/W. Kroll (PRE 15, 496-500). W. Kroll (PRE
Suppl. 7, 1940, 1119-1124). - H.-I. Marrou, Histoire de
l'éducation dans l'antiquité² (Paris 1950)
278-282, 382-384.
B. P. Reardon, Courants littéraires grecs des IIe et IIIe
siècles après J.-C. (Paris 1971).
D. A. Russell, Greek Declamation (Cambridge 1983).
[Nuchelmans]