Tweede sofistiek, naam die reeds Philostratus in zijn Βίοι σοφιστῶν gegeven heeft aan de griekse retorica van de romeinse keizertijd; de betekenis van de term sofist had toen een beperking ondergaan tot die van de retorica beoefenende en/of onderwijzende specialist. Sinds Plato en Isocrates streden filosofie en retorica om de voorrang in het hoger onderwijs. Ondanks de pogingen van Cicero en anderen om beide met elkaar te verbinden, zegevierde de retorica. De snelle uitbreiding van het onderwijs in de eerste eeuwen nC maakte van de retoren welke term zowel de 'redenaars' als de 'theoretici, de leraren in de welsprekendheid' aanduidde - personen van groot maatschappelijk aanzien. De filosofie van die tijd betekende te weinig om tegenspel te bieden; anderzijds werd de wrijving tussen beide sterk verminderd doordat de retoren een oppervlakkige vorm van filosoferen niet schuwden.
Feüelijk speelde de welsprekendheid in het autoritaire en bureaucratische romeinse rijk geen rol van betekenis; zij was een louter formeel spel geworden, waarbij vernuft in vinding, dispositie en verwoording de leegheid en levensvreemdheid van de inhoud moesten verhullen. Sommige retoren van de t.s. legden meer de nadruk op het bekleden van hoge functies in het onderwijs, anderen gaven de voorkeur aan tournees om voor een talrijk publiek te schitteren als virtuoze pronkredenaars. De stijl van velen van hen vertoont een merkwaardige mengeling van atticistische en asianistische kenmerken.
De voornaamste vertegenwoordigers van de t.s.
leefden in de 2e eeuw: het waren Dio van
Prusa, Herodes Atticus,
Aelius Aristides,
Favorinus,
Maximus van Tyrus,
Lucianus en de
Philostrati.
Een herleving deed zich voor in de 4e eeuw
met Libanius,
Himerius,
Themistius en keizer
Iulianus, in de 6e eeuw met de z.g. School van Gaza
(Procopius, Choricius, Aeneas).
Lit. GGL 2, 2, 688-828, 985-1050. A. Lesky, Geschichte der griechischen
Literatur (Bern/München 1971) 926-945, 972-976. E. Norden,
Die antike Kunstprosa 1 (³Leipzig 1915 = Darmstadt 1981) 351-428.
B-A. van Groningen, General Literary Tendencies in the Second
Centur A.D. (Mnemosyne ser. IV, 18, 1965, 41-56). G. W. Bowersock,
Greek Sophists in the Roman Empire Oxford 1969). D.A.
Russell, Greek Declamation (Cambridge 1983. [Nuchelmans]