Hestia (Ἑστία), griekse godin, oudste dochter van Cronus en Rhea. Na haar geboorte werd H. door haar vader opgeslokt, evenals haar broers en zusters Demeter, Hera, Poseidon en Hades. En evenals dezen werd zij door toedoen van Zeus aan het leven teruggegeven. In de mythologie speelde H. geen rol van betekenis. Zij werd beschouwd als de beschermster van de huiselijke haard en van het heilige stadsvuur; in Athene was haar cultus in het prytaneüm gevestigd. H. wees aanzoeken van Poseidon en Apollo van de hand en kreeg van Zeus toestemming om maagd te blijven. In tegenstelling met de andere goden verliet zij nooit de Olympus. H. was meer een abstractie dan een anthropomorfe godin. Door de Romeinen werd zij geïdentificeerd met Vesta.
In de beeldende kunsten is H. meestal moeilijk te identificeren. Op het oostelijke fronton van het Parthenon werd de godin door Phidias zittend afgebeeld; velen menen haar ook te herkennen op de oostelijke fries van de Nike-tempel op de atheense Acropolis. Van de beroemde zittende H. van Scopas kunnen we ons een voorstelling maken aan de hand van kopieën op reliëfs en ceramiek.
Lit. A. Preuner (Roscher 1, 2605-2653). Süss (PRE 8, 1257-1304).
W. Fuchs (EAA 4, 18-22). L. R. Farnell, The Cults of the Greek States 5
(Oxford 1909) 345vv. [Suys-Reitsma]