Atellana of A. fabula, naam van de oude romeinse
volksklucht. Deze werd ca. 300 vC vanuit Campanië
in Rome ingevoerd en heette naar het stadje Atella
ten noorden van Napels, waar het genre blijkbaar
druk beoefend werd en vanwaar rondtrekkende gezelschappen
het over de rest van Italië verbreid
kunnen hebben. De A., die aanvankelijk door een
kleine groep gemaskerde dilettanten werd opgevoerd
en zeker voor een deel uit improvisaties bestond,
beeldde op realistische, dikwijls grove wijze het dagelijkse
leven van het gewone volk uit. De intrige
was simpel en er traden steeds dezelfde vaste typen
met geprononceerde volkse eigenschappen in op, bv.
Maccus (Domkop), Pappus (Sukkel), Manducus
(Holle bolle Gijs), Dossennus (Bochel), Bucco
(Blaaskaak). Voor het overige is ons over de A.
maar weinig bekend. In de eerste eeuw vC schreven
Pomponius en
Novius, tijdgenoten van
Sulla,
Atellanae op literair niveau; deze dienden dikwijls
als toegift bij treurspelen. In de vroege keizertijd
stierf het genre waarschijnlijk uit; het werd verdrongen
door mimus en
pantomime.
Lit. F. Marx (PRE 2, 1914-1921). GRL 1, 245-253. - Uitgaven
van de schaarse fragmenten: O. Ribbeck, Comicorum Romanorum
Fragmenta (Leipzig 1898). P. Frassinetti, Fabularum
Atellanarum Fragmenta (Turijn 1955) - Id., Fabula Atellana
(Genua 1953).
[Nuchelmans]