Lactantius (L. Caecilius Firmianus L.), oudchristelijk schrijver, was volgens Hieronymus (De viris illustribus 80) leerling van Arnobius. Als retor werd hij door Diocletianus naar Nicomedië geroepen. Tot het christendom bekeerd, moest hij bij het uitbreken van de christenvervolgingen zijn ambt neerieggen, waardoor hij in behoeftige omstandigheden kwam te verkeren. In 317 riep keizer Constantinus hem als opvoeder van zijn zoon Crispus naar het hof te Trier. Hij was een voortreffelijk stilist: de christelijke Cicero.
Zijn belangrijkste werk zijn de Divinae institutiones in 7 boeken (304-313), een overzicht van het christelijk geloof. Boek 1-2 zijn een weerlegging van de heidense religie, boek 3 bestrijdt de heidense filosofie, boek 4 verklaart dat eerst Christus de ware filosofie heeft gebracht, boek 5 handelt over het verdwijnen van de gerechtigheid, boek 6 over de christelijke godsverering, boek 7 over de eschatologie (chiliastisch). In sommige hss. komen dualistische toevoegingen voor die ongetwijfeld authentiek zijn. Na 314 schreef L. een Epitome, een uittreksel uit zijn werk met verbeteringen en toevoegingen.
Uit 303/304 stamt De opificio Dei, waarin uit de
schoonheid en doeimatigheid van zijn organisme
bewezen wordt dat de mens Gods werk is. De ira
Dei (na 313) richt zich vooral tegen de stoicijnse
opvatting dat wrekende gerechtigheid niet met Gods
wezen in overeenstemming is. Waarschijnlijk is De
mortibus persecutorum (in één hs. bewaard; ondanks
vele aanvallen wel echt) tussen 314 en 317
ontstaan. Het handelt over het treurige einde van
de christenvervolgers, met het accent op de vervolgingen
die L. zelf heeft meegemaakt Omstreden
is de echtheid van het gedicht De ave phoenice (het
motief van de vogel
feniks uit Egypte). In de
middeleeuwen schreef men nog verschillende andere
gedichten aan L. toe.
Lit. Uitgaven: S. Brandt/G. Laubmann (CSEL 19; 27). De
ira Dei: H. Kraft/A. Wlosok (Darmstadt 1957). De mortibus
pers.: .L Moreau (SC 39). Duitse vertaling: A. Hart (BKV2
36). - E. Schneweiss, Angels and Demons according to L.
(Washington 1943). J. Dammig, Die Divinae Inst. des L. und
ihre Epitome (Münster 1957). A. Wlosok, L. und die philosophische
Gnosis (Heidelberg 1960). V. Loi, Lattanzio nella
storia del linguaggio e del pensiero teologico pre-niceno
(Zürich 1970).
[Bartelink]