Crispus (Flavius Iulius - soms ook Claudius of Valerius - C.), zoon van Constantijn de Grote en zijn concubine Minervina, geboren ca. 307. Op 1 maart 317 ontving hij te Serdica tegelijk met zijn halfbroer Constantijn en Licinianus Licinius de titel van Caesar en tevens het bestuur over Gallië. Hij werd onderricht door de hoogbejaarde Lactantius. In 320 beoorloogde hij met succes de Franken; in 322/3 werden de Alamannen door hem verslagen.
Het consulaat bekleedde C. in 318, 321 en 324. In dit laatste jaar behaalde hij als vlootcommandant in de oorlog tegen Licinius de beslissende overwinning bij Kallipolis aan de Hellespont.
Na het concilie van Nicea
werd C. opnieuw naar
Gallië gezonden. In juli 326 echter vond hij te
Pola
onder geheimzinnige omstandigheden door gif de
dood. Spoedig daarna onderging zijn stiefmoeder
Fausta eenzelfde lot. Beide gevallen worden met
elkaar in verband gebracht. Daar haar liefde voor
C. niet beantwoord werd, zou Fausta hem beticht
hebben van een poging tot verleiding. Zij zelf zou
later door Constantijns moeder Helena ontmaskerd
zijn. De naam van C. blijkt in inscripties vaak gedelgd
(damnatio memoriae).
Lit. O. Seeck (PRE 4, 1722-1724). R. Calza (EAA 2, 941v). [A. J. Janssen]