Theodoretus (Θεοδώρητος), bisschop van Cyr(rh)us in Syrië van 425 tot 466. Hij werd ca. 393 te Antiochië geboren en in kloosters in die stad opgevoed. Na aldus een periode van beschouwend leven te hebben doorgebracht werd hij tot bisschop van Cyrus gekozen en toonde hij zich als zodanig een actief en krachtig leider. T. was een uitgesproken vertegenwoordiger van de antiocheense richting in de theologie en exegese en raakte weldra verwikkeld in de leerstellige controverse tussen Cyrillus van Alexandrië en Nestorius. Tijdens het concilie van Ephese (431) stond hij aan de zijde van Johannes van Antiochië en Nestorius en in hetzelfde jaar schreef hij tegen Cyrillus een weerlegging van diens 12 anathematismen. Vervolgens viel hij in een vijfdelig werk Cyrillus en de conciliebesluiten aan. Uiteindelijk kwam in 433 een verzoening tussen Cyrillus en de tegen hem gekante bisschoppen uit het Oosten tot stand.
Spoedig daarop raakte T. verwikkeld in de controverse over de heresie van Eutyches (eutychianisme). Tijdens de zogenaamde Roverssynode van Ephese (449) werd T. door toedoen van Dioscurus, de opvolger van Cyrillus, afgezet, maar een jaar later kon hij weer naar zijn bisschopszetel terugkeren. Op het concilie van Chalcedon (450) werd T. eerst toegelaten na officieel een banvloek tegen Nestorius uitgesproken te hebben. T. is een uiterst vruchtbaar auteur geweest, wiens werk echter slechts ten dele bewaard gebleven is. Zijn goed verzorgde stijl heeft hij gemodelleerd naar grote voorbeelden onder de profane auteurs, met name Plato en Demosthenes.
Toch is menig citaat in zijn werk indirect, aangezien hij zich dikwijls sterk door verhandelingen van anderen liet leiden, waarin citaten van profane schrijvers in de argumentatie verwerkt waren.
T.' oeuvre is in enkele kategorieën te verdelen:
1. Exegetische werken, waarin hij de extreme letterlijkheid van bv. Theodorus (6) van Mopsuestia vermeed en, naar een gulden middenweg zoekend, allegorische uitleg niet uit de weg ging. Hiertoe behoren: Quaestiones in Octateuchum (na 453), Quaestiones in libros Regnorum et Paralipomenon, Interpretatio in psalmos (waarschijnlijk tussen 441 en 449), Interpretatio in Canticum canticorum (in de ecclesiologische verklaring is hier duidelijk de invloed van Origenes aantoonbaar), Interpretatio in Danielem, Interpretatio in Isaiam, Interpretatio in Ezechielem, Interpretatio in Ieremiam, Interpretatio in duodecim prophetas minores, Interpretatio in quatuordecim epistulas Pauli (de enige bewaard gebleven nieuwtestamentische commentaar van T.).
2. Apologetische geschriften. Zijn hoofdwerk op dit gebied, de laatste grote oudchristelijke apologie, draagt de titel Graecorum affectuum curatio (Ἑλληνικῶν θεραπευτικὴ παθημάτων). Hierin vergelijkt T ., uitgebreid van het werk van voorgangers gebruik makend (met name van de Stromateis van Clemens Alexandrinus en de Praeparatio evangelica van Eusebius van Caesarea), de christelijke met de heidense antwoorden op filosofische en religieuze kwesties. Men neemt veelal aan dat het een van T.' eerste werken is (vóór 423?). Verder behoren tot deze kategorie De providentia orationes decem, Ad quaesita magorum en Contra Iudaeos (het laatste waarschijnlijk geschreven vóór 431).
3. Dogmatische geschriften. Verloren gegaan, maar uit geschriften van anderen toch vrijwel geheel te reconstrueren, zijn de Reprehensio XII capitum seu anathematismorum Cyrilli en het Pentalogium (beide in 431 tegen Cyrillus geschreven). Verder zijn te noemen: Eranistes seu Polymorphus, Expositio rectae fidei, Quaestiones et responsiones ad orthodoxos (een christologisch werk tegen de monophysieten). Verschillende andere antiheretische werken zijn verloren gegaan.
4. Historische geschriften. Behalve een Historia eccelsiastica (een kerkgeschiedenis, evenals die van Sozomenus een vervolg op de kerkhistorie van Eusebius van Caesarea) schreef T. een Historia religiosa (een levensbeschrijving van een dertigtal syrische monniken) en een Haereticarum fabularum compendium.
5. Brieven. De 232 bewaard gebleven brieven vormen
een belangrijk tijdsdocument met niet alleen
theologisch gezien belangwekkende gegevens, maar
ook op cultuurhistorisch en prosopografisch gebied.
Lit. Uitgaven: J. L. Schulze/J. A. Noesselt, T., Opera omnia (Halle
1769-1774, herdrukt in MPG 80-84). Met franse vertaling: Y. Azéma,
Théodoret, Correspondance 1-3 (SC 40, Paris 1955; 98, ib. 1964;
111, ib. 1965). P. Canivet, Théodoret, Thérapeutique des maladies
helléniques 1-2 (SC 57, ib. 1958). P. Canivet/A. Leroy-Molinghen,
Théodoret, Histoire des moines de Syrie 1-2 (SC 234, ib. 1977; 257,
ib. 1979). G.H. Ettlinger, T. Eranistes (Oxford 1975). L. Parmentier/F.
Scheidweiler, Theodoret, Kirchengeschichte (GCS 19,
²1954). V. Fernándoz Marcos/A. S´enz-Badillos, Quaestiones in Octateuchum
(Madrid 1979). Duitse vertaling van de Curatio: A. Seider
(BKV²- 51, Kempten 1926). - H. G. Opitz (PRE 5A, 1791-1801). G.
Bardy (DTC 15, 299-325). Bardenhewer 4, 219-247. Quasten 3, 536-554.
- J. Schulte, Theodoret von Cyrus als Apologet (Wien 1904).
M. Richard, L'activité littéraire de Théodoret avant le concile
d'Éphèse (RScTh 24, 1935, 83-106). Y. Azéma, Théodoret de Cyr
d'après sa correspondance. Étude sur la personnalité morale, religieuse
et intellectuelle de l'évêque de Cyr (Paris 1952). P. Canivet,
Histoire d'une entreprise apologétique au 5e siècle (ib. 1957). G. W.
Ashby, Theodoret of Cyrrhus as exegete of the Old Testament (Grahamstown
1972). G. Koch, Strukturen und Geschichte des Heils in
der Theologie des Theodoret von Kyros. Eine dogmen- und theologiegeschichtliche
Untersuchung (Frankfurter theologische Studien
17, Frankfurt 1974). P. Canivet, Le monachisme syrien selon Théodoret
de Cyr (Paris 1977). [Bartelink]