Belgica (Βελγική), romeinse provincie, ontstaan toen keizer
Augustus in 27 vC Gallia in vier provincies splitste:
Gallia Narbonensis,
Aquitania,
Gallia Lugdunensis
en Belgica. De grenzen van de keizerlijke provincie
Belgica waren aanvankelijk Noordzee, Seine, Saône en
de Rijn van zijn oorsprong tot zijn monding; ook
westelijk Zwitserland behoorde er dus toe.
Onder Domitianus,
vóór 90 nC,
werden langs de Rijn de provincies Germania
Inferior en Superior van Belgica afgesplitst; eerstgenoemde
omvatte het zuiden van Nederland, de oostelijke
helft van België en de westelijke Rijnoever
vanaf Bonn, de tweede de westelijke oever van de
Boven-Rijn, Bourgogne en de westelijke helft van
Zwitserland. De hoofdstad van Belgica in engere zin was
Durocortorum Remorum, waar als stadhouder
een legatus pro praetore zetelde. Voor de financiën
bleef Belgica met de beide Germaniae een eenheid vormen;
aan het hoofd van de financiële administratie
stond de procurator Belgicae et duarum Germaniarum
met als standplaats Augusta Treverorum
(Trier). Andere belangrijke steden van Belgica waren
Bagacum,
Samarobriva en
Divodurum. De
provincie bezat een uitstekend wegennet en genoot
doorgaans grote welvaart tot in de 4e eeuw nC.
Onder Diocletianus
kwam een nieuwe bestuurlijke
indeling tot stand. Sindsdien behoorde Belgica tot de dioecesis
Galliarum en was verdeeld in Belgica prima met
de hoofdstad Augusta Treverorum
en Belgica secunda
met de hoofdstad Durocortorum.
Lit. W. Meyers, L'administration de la province romaine de Belgique (Diss. Arch. Gandenses 7, 1964). [Stolte]