Caere (Καιρέα), belangrijke etruskische
stad, gelegen ca. 100
m boven de zeespiegel 45 km ten noordwesten van
Rome en 6 km van de Tyrrheense Zee; thans Cerveteri
(Caere vetus). Aan de
etruskische stad, wier oorsprong dateert uit de 9e
of 8e eeuw vC, ging een nederzetting van de
Villanova-cultuur
vooraf, waarvan necropolen teruggevonden
zijn. De legendarische koning
Mezentius
van C. speelt een grote rol in
Vergilius'
Aeneis. In 510 vC zou de stad de verdreven romeinse
koning Tarquinius Superbus
hebben opgenomen,
in 387 c.q. 390 vC, bij de bezetting van Rome
door de Galliërs,
zouden de vestaalse maagden er in
veiligheid zijn gebracht, hetgeen een vriendschapsverdrag
met Rome ten gevolge had. In 353 vC moest
Caere zich na een korte strijd aan het romeinse gezag
onderwerpen en ontving de status van civitas sine
suffragio. Tijdens de
tweede punische oorlog leverde
het de Romeinen graan en ander proviand,
daarna schijnt C. weinig betekenis meer gehad te
hebben.
Van de stad en haar haven zijn, behalve sporen van
de omwalling en resten van een romeins theater,
weinig overblijfselen teruggevonden. Des te rijker
zijn de vondsten uit de uitgestrekte, sinds 1911 systematisch
onderzochte necropolen, ware dodensteden, die
tot de beroemdste der oudheid behoren. De
oudste graven (8e en 7e eeuw) zijn niet meer dan
eenvoudige, in de rotsbodem uitgehakte, ronde of
vierkante putten, waarin de grafurn werd geplaatst.
In de 7e eeuw begon men grafkamers te construeren,
die in de beide volgende eeuwen uitgroeiden
tot grote grafheuvels, gewoonlijk met een ronde
basis, die aan de voet door een stenen mantel omgeven
was. Van dit type zijn er al ruim 200 ontdekt,
de grootste met een doorsnede van 30 m.
Sommige bevatten verscheidene grafvertrekken, die
dikwijls een getrouwe imitatie van het etruskische
huisinterieur zijn. De schatten uit de beroemde
Tomba Regulini-Galassi - gouden en zilveren vaatwerk
en sieraden, wapens, ceramiek enz. - aan het
licht gebracht in 1836, bevinden zich in het Vaticaans Museum.
De in de graven aangetroffen sarcofagen hebben dikwijls de vorm van een rustbed, waarop de dode, al dan niet vergezeld van zijn echtgenote, gezeten of gelegen is (bekend specimen uit de 6e eeuw vC in de Villa Giulia te Rome).
Onder het griekse vaatwerk dat in de graven is gevonden
zijn een dertigtal z.g. caeretaanse hydria's,
kruiken uit de tweede helft van de 6e eeuw vC
die een eigenaardige gedrongen vorm hebben en
waarvan de hals gewoonlijk een stervormig lotusof
palmettenornament draagt; de levendige mythologische
voorstellingen die erop zijn aangebracht,
zijn getekend in een vrij grove en primitieve stijl.
De mooiste exemplaren bevinden zich in de Villa
Giulia te Rome en in het Louvre.
Lit. C. Hülsen (PRE 3, 1281-1283). M. Santangelo (EAA 2, 511-517). M. Pallottino (EAA 2, 518-521). - L. Pareti, La tomba Regolini Galassi (Rome 1947). J. H. Hemelrijk, De Caeretaanse hydriae (Rotterdam 1956). M. Pallottino, La necropoli di Cerveteris (Rome 1960). M. Moretti, II Museo Nazionale di Villa Giulia² (ib. 1963). J. M. Hemelrijk, Caeretan Hydriae 1-2 (Amsterdam 1984). [Nuchelmans]