Emesa, stad in Syrië aan de Orontes, tegenwoordig Homs
(byz. Χέμω).
Opgravingen geven aan dat de stad sinds het 3e millennium
vC bewoond was, maar het is ons pas sinds de tijd van Pompeius bekend
als zetel van een arabisch koningsgeslacht,
dat tot het einde van de Joodse oorlog (Flavius Jos. ant. Iud. 20,8,4; Flavius Jos. bell. Iud. 2, 18,9; 3,4,2;
7,7,1; Tacitus hist. 2,81; 5,1) vazal van de Romeinen was.
Nadat aan hun heerschappij door keizer Domitianus een einde gemaakt was,
trad het geslacht van priesters van Baal, dat Elagabal heette en in
een beroemde tempel vereerd werd, op de voorgrond.
Iulia Domma, dochter van een priester, die later Philostratus opdracht
gaf de Vita Apollonii Tyanensis te schrijven,
werd de echtgenote van de latere keizer
Septimius Severus,
bij wie zij moeder werd van Caracalla en Geta.
Haar zuster Iulia Maesa liet in 218 nC de zoon van haar dochter, Iulia Soaemias, tot keizer uitropen, Elagabal. Na diens dood bewerkstelligde ze in 222 nC dat de zoon , van haar dochter, Iulia Mammaea, Elagabalus keizer Severus Alexander werd.
Heliodoros, de schrijver van de Aithiopika, stamde uit E. Tot
359 nC werkte hier Eusebius en later ca. 400 de neo-platonicus
Nemesius als bisschop. In het jaar 636 werd E. arabisch. Op de Peutinger kaart (foto rechts: midden) staat Hemesa voor Emesa.
Lit. F.Altheim, Die Soldatenkaiser, 1938. F.Altheim, Helios und
Heliodor vom E., 1942. F.Altheim, Lit. und Gesellschaft I.
1948 - K. Gross, s. v. Aurelianus, RAC 1, 1004ff. K. Gross,
s. v. Elagabal, RAC 4, 987ff. Et. Kornemann, Grosse
Frauen des Alt., ³1952. M. Moussli, Tell Homs (Qala'at
Homs), in: Zeitschrift des Deutschen Palästina-Vereins 100,
1984, 9-11.