Italiiërs, moderne verzamelnaam voor de Latijnen, Falisci, Samnieten en Umbriërs, verwante volken die tegen het einde van het 2e millennium vC in verschillende golven via de Alpen Italië binnendrongen en gedurende het le millennium vC naast Grieken, Etruriërs, Galliërs en anderen een belangrijk deel van de bevolking van het schiereiland uitmaakten.
In taalkundig opzicht kan men de I. onderverdelen
in twee grote groepen, een latijns-faliskische en een
oskisch-umbrische - Latijn,
Faliskisch, Oskisch,
Umbrisch - die vermoedelijk corresponderen met
twee immigratiegolven, een oudere die de doden verbrandde
en een jongere die de doden begroef.
De I. waren aanvankelijk boeren en herders, gegroepeerd
in stamverbanden van uiteenlopende omvang.
Als oppergod vereerden ze
Iuppiter; een van hun
gemeenschappelijke religieuze gebruiken schijnt het
Ver sacrum te zijn geweest.
Lit. Zie s.v. Italië. [Nuchelmans]