Nerviërs (latijn Nervii), machtige stam der
Belgae, volgens Strabo
(Geographica 4, 194) en Tacitus
(Germania 28, 4) van germaanse afkomst, woonachtig
in Zuid-België en Noord-Frankrijk tussen
Schelde, Maas en Oise. De N. leefden hoofdzakelijk
van landbouw en veeteelt. Volgens
Caesar (De bello
Gallico 2, 28, 2) konden zij 60.000 man op de
been brengen en het kostte hem dan ook zeer veel
moeite om hen in 57 vC aan de Sabis (Sambre?) te
verslaan. Ongeregelde troepen N. dienden onder
Drusus maior
bij de verovering van Germania (129
vC). Vitellius
lichtte bij hen in 69 nC enige cohorten,
die de Romeinen in de strijd bij Gelduba
tussen Vocula en
Iulius Civilis in de steek lieten
(Tacitus, Historiae 4, 15 en 33). In inscripties uit
Engeland worden later Cohortes Nerviorum genoemd,
die daar in garnizoen lagen. Ook in de 5e-eeuwse
Notitia Dignitatum komen de N. nog
voor. Hun gebied maakte toen deel uit van de
Tractus Armoricanus et Nervicanus.
De hoofdstad van de Civitas Nerviorum was
Bagacum, thans Bavai, een belangrijk
wegenknooppunt aan de heirbaan van
Keulen naar Boulogne.
In de 4e eeuw werd Camaracum (Kamerijk-Cambrai)
echter belangrijker en heette het gebied der N.
Civitas Camaracensium.
Lit. E. Linckenheld (PRE 17, 56-63). - G. Faider-Feytmans, Les limites de la cité des Nerviens (Antiquité Classique 21, 1952, 338-368). [Stolte]